Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2021
Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2021
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze Wet voortvloeiende bevoegdheden;
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen
- 1.
-
2.
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- j.
- k.
-
l.
eigen onderzoek – De wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het LBB aan te vragen;
- m.
- n.
Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 2.1. Toepassing beleidslijn
Onderhavige beleidslijn is uitsluitend van toepassing op de toepassing van de Wet door de rechtspersoon met een overheidstaak en het bestuursorgaan. De beleidslijn laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de Wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.
Artikel 2.2. Uitvoering Bibob-toets in afwijking van beleidslijn
Deze beleidslijn laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hiernavolgende bepalingen tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
Artikel 2.3. Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen
De toepassing van de Wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden.
Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:
-
1.
artikel 3 Drank- en horecawet (Drank & Horecavergunning) indien er sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm, tenzij sprake is van een slijterij of para-commerciële inrichting;
- 2.
- 3.
-
4.
artikel 2.28 van de APV (Exploitatievergunning) indien er sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging van financier of van de rechtsvorm of het wijzigen en/of bijschrijven van leidinggevende(n);
- 5.
- 6.
- 7.
Het bestuursorgaan zal bij aanvragen om een beschikking een bibob-toets uitvoeren en zo nodig het LBB verzoeken om een advies over de mate van gevaar, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet.
De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
- a.
- b.
- c.
- d.
Toepassingsbereik bij seksinrichting, escortbedrijf, speelautomatenbedrijf, coffeeshop
Het bestuursorgaan zal een bibob-toets uitvoeren voor de aangevraagde beschikking, zoals genoemd in artikel 3:4 van de APV voor de gemeente Hillegom (vergunning seksinrichtingen en escortbedrijven), artikel 30b Wet op de Kanspelen i.v.m. artikel 2:39 APV (speelautomaten), 2:28 APV (coffeeshop) indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf, een nieuw bestuur van een bestaand bedrijf of wijziging van financier of rechtsvorm van de onderneming, en de aanvrager de vier voorgaande jaren niet is getoetst aan de wet.
Het bestuursorgaan zal, naast het bepaalde in artikel 2.3.3.1, in ieder geval een bibob-toets uitvoeren op grond van:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
Het bestuursorgaan zal bij een reeds verleende beschikking, als bedoeld in artikel 2.3.3.1. periodiek een bibob-toets uitvoeren. Deze periodieke toets wordt één keer in de vier jaar uitgevoerd.
Het bestuursorgaan kan bij een bibob-toets, in het kader van inrichtingen genoemd in artikel 2.3.3.1., het LBB om advies vragen over de mate van gevaar, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet.
Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen risicobranche en/ of het risicogebied en de daarbij geldende vastgestelde risico-indicatoren.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en onder c van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit, in strijd met bestemmingsplan / beheersverordening / exploitatieplan) wordt getoetst:
- a.
- b.
-
c.
bij een bouwsom hoger dan €500.000,- indien indicatoren kunnen duiden dat er een gevaar bestaat dat een vergunning zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten, en/of het plegen van strafbare feiten, dan wel het plegen van een strafbaar feit ter verkrijging van de vergunning.
- d.
De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
- a.
- b.
- c.
- d.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die Wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer).
De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen, die behoren tot de door het bestuur, aangewezen risicobranches en/of risicogebieden en/of gebouwen en als de aanvraag betrekking heeft op de navolgende branches:
De Bibob-toets zal bij een aanvraag alleen uitgevoerd worden:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
- a.
- b.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).
De Bibob-toets wordt bij een aanvraag in beginsel alleen uitgevoerd:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.25 van de APV; (evenementenvergunning). De toepassing van de Bibob-toets zal daarbij beperkt blijven tot de bij afzonderlijk besluit van de burgemeester aangewezen evenementenvergunningen (vechtsportgala).
Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet:
- a.
- b.
- c.
Artikel 2.4. Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan kan de Wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
-
a.
de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, op basis van het ondermijningsbeeld, is aangewezen als risicogebied, risicobranche of risicogebouw;
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene Wet Bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.
Artikel 2.5. Toepassingsbereik bij subsidies
Het bestuursorgaan zal de Wet in beginsel toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleend subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling. De Bibob-toets wordt daarbij in beginsel beperkt tot de gevallen, waar indicatoren kunnen duiden dat er een gevaar bestaat dat een subsidie zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten, en/of het plegen van strafbare feiten, dan wel het plegen van een strafbaar feit ter verkrijging van de subsidie.
Het besluit tot uitvoering van het bibobonderzoek zal gebaseerd zijn op:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1. Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
De rechtspersoon met een overheidstaak kan de Wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder m, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een bibobonderzoek deel kan uitmaken van de procedure.
In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.
De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:
- a.
- b.
- c.
- d.
Het besluit tot uitvoering van het bibobonderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
Indien de Bibob procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen. Indien is besloten tot uitvoering van een Bibob-toets neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot het aangaan van een vastgoedtransactie totdat de Bibob-toets volledig is afgerond.
De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
- a.
- b.
- c.
- d.
Artikel 3.2. Toepassingsbereik bij verhuur van onroerend goed en het verlenen van een gebruiksrecht
-
a.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1. zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de verhuur van onroerend goed door de rechtspersoon met een overheidstaak dan wel het verlenen van een gebruiksrecht, in ieder geval aanleiding kunnen bestaan voor het uitvoeren van een Bibob-toets indien sprake is van verhuur in de, aangewezen risicocategorieën en/of risicogebieden en/of gebouwen.
-
b.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 kan de rechtspersoon met een overheidstaak in huur- en verhuurovereenkomsten met betrekking tot een onroerende zaak een beëindigingclausule opnemen als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet . De rechtspersoon met een overheidstaak zal zo nodig in plaats van instemming met een contractovername, een nieuwe huurovereenkomst sluiten met een opvolgende huurder zodat bedoelde beëindigingclausule kan worden opgenomen.
Artikel 3.3. Toepassingsbereik bij aanbestedingen
De rechtspersoon met een overheidstaak zal het Bibobonderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de Wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform de algemene inkoopvoorwaarden van de stichting RIJK waarbij de gemeente Hillegom is aangesloten. Deze algemene voorwaarden zijn bedoeld voor het aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen die openbaar moeten worden aanbesteed.
Een besluit tot uitvoering van een bibobonderzoek zal plaatsvinden:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/ of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor. Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.
Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bestaat uit een tweetal stappen:
Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:
- a.
- b.
- c.
De wet Bibob is een ultimum remedium. Dat betekent dat de Bibob-gronden een aanvulling vormen op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.
Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.
Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in de Wet, kan het de vergunning weigeren of intrekken.
Bij een ‘mindere mate van gevaar’ dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn en tot doel hebben het vastgestelde gevaar weg te nemen.
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het LBB worden gevraagd indien:
- a.
- b.
- c.
- d.
Een toetsing aan de Wet met behulp van een advies van het LBB geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.
Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
De adviesaanvraag bij het LBB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.
- a.
-
b.
In geval een van het LBB ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet.
-
a.
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het LBB, wordt op grond van artikel 31 van de Wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het LBB in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de Wet.
- b.
- c.
- d.
-
a.
Het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
-
b.
Het bestuursorgaan zal besluiten om een beschikking onder extra voorwaarden te verlenen of extra voorwaarden verbinden aan een transactie of overheidsopdracht, in het geval uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt, dat er sprake is van een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.
-
c.
Indien het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de Wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.
- d.
- e.