Verordening Jeugdhulp Hillegom 2022
Verordening Jeugdhulp Hillegom 2022
De raad van de gemeente Hillegom,
gelezen het voorstel van het college van 11 januari 2022 met als onderwerp Verordening Jeugdhulp 2022 Hillegom
gelet op de behandeling in de raadscommissie- en raadsvergadering;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1. lid 3 van de Jeugdwet en het Programmaplan Jeugdhulpaanbod 2021 Duin- en Bollenstreek dat op 16 april 2020 door de raad is vastgesteld;
overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt (mede) verstaan onder:
- a.
-
b.
Budgetplan: het budgetplan is een verplicht onderdeel van het gezinsplan bij de aanvraag van een persoonsgebonden budget (PGB). Hierin beschrijft de zorgvrager de persoonlijke, specifieke, persoonsgebonden jeugdhulp die beoogd wordt. De kosten van deze jeugdhulp moeten inzichtelijk zijn in het budgetplan;
- c.
- d.
-
e.
Individuele jeugdhulpvoorziening: een specialistische jeugdhulpvoorziening die door het college wordt toegekend en verstrekt aan de in de gemeente Hillegom woonachtige jeugdige en/of ouder na een toegangsbeoordeling. Een individuele jeugdhulpvoorziening kan in natura of als persoonsgebonden budget (PGB) worden verstrekt;
- f.
- g.
- h.
- i.
- j.
- k.
-
l.
Wet Langdurige Zorg (Wlz): wet inzake de verzekering van zorg aan mensen die zijn aangewezen op langdurige zorg. De Wet langdurige zorg is er voor jeugdigen en volwassenen die blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als gevolg van een somatische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap;
- m.
- n.
Hoofdstuk 3. Behandeling Ondersteuningsvraag
Artikel 6 Beoordeling toegang jeugdhulp
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
-
5.
Bij de beoordeling van de hulpvraag, wordt er in eerste instantie gekeken naar de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouders, eventueel met steun van het sociaal netwerk, toereikend zijn om zelf de gevraagde jeugdhulp te bieden. Bij de beoordeling van de hulpvraag wordt rekening gehouden met:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- 6.
- 7.
- 8.
- 9.
Hoofdstuk 4. Toegang tot individuele jeugdhulpvoorzieningen
Artikel 11 Toekennen Individuele jeugdhulpvoorziening via pgb
- 1.
- 2.
-
3.
In afwijking van artikel zes, eerste lid, wordt pgb aangevraagd middels een pgb-plan. Het pgb-plan bestaat uit een ondersteuningsplan met daarbij een door het college vastgesteld budgetplan en een motivering waarom het aanbod van de door de college gecontracteerde zorgaanbieders (zorg in natura) in zijn specifieke situatie niet passend is naar het oordeel van de aanvrager. In het pgb-plan staat in ieder geval:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
-
4.
- a.
- b.
- c.
- 1.
- 2.
- 3.
-
4.
Het pgb mag uitsluitend worden gebruikt voor de inkoop van de in de beschikking genoemde voorzieningen en ten behoeve van de verwezenlijking van de bij die voorzieningen genoemde doelen. Het budget kan niet besteed worden aan bemiddelings- en administratiekosten en er is geen eenmalig vrij te besteden bedrag.
- 5.
Artikel 13 PGB voor de inzet van sociaal netwerk
-
1.
De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een PGB wordt toegekend, kunnen alleen hulp en ondersteuning betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren, als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- a.
-
b.
de inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter en effectiever of minimaal gelijkwaardig aan professionele ondersteuning. De inzet van het sociaal netwerk met een PGB wordt in ieder geval aantoonbaar beter geacht, indien één of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:
- i.
- ii.
- iii.
- iv.
- v.
- vi.
- c.
- d.
- e.
- f.
- 2.
- 3.
Artikel 16 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
-
1.
Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige en/of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening.
- 2.
-
3.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele jeugdhulpvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
- 4.
Hoofdstuk 5. Overige bepalingen
Artikel 18 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Artikel 20 Inspraak en medezeggenschap
Het college legt periodiek ontwikkelingen en belangrijke te nemen besluiten op het gebied van jeugdhulp voor aan een vertegenwoordiging van ingezetenen, zoals een inwonersadviesraad, waarover zij advies kunnen uitbrengen. Waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aandragen, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Algemene toelichting Verordening jeugdhulp gemeente Hillegom
De voorliggende Verordening jeugdhulp 2022 is een actualisatie van de huidige verordening jeugdhulp opgesteld in 2015 en herzien in 2018. Deze verordening is geschreven vanuit de lokale realiteit van de gemeente Hillegom, echter behoudt deze op onderdelen de regionale accenten gezien de regionale inkoop van jeugdhulp met de 13 gemeenten in de Holland Rijnland en de subregionale opdracht aan de integrale toegang (Voor ieder 1).
De Jeugdwet en het op 12 maart 2020 vastgestelde Programmaplan Jeugdhulpaanbod vanaf 2022 Duin- en Bollenstreek geven de kaders voor deze verordening.
De Jeugdwet legt de verantwoordelijkheid voor beleidsvorming voor een positief opvoed- en opgroeiklimaat, preventie, vroeg-signalering tot en met gespecialiseerde zorg en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering bij de gemeente. In het programmaplan is beschreven welke doelen de gemeenten de komende jaren voor ogen hebben om hun wettelijke taak uit te voeren en er zorg voor te dragen dat passende jeugdhulp wordt ingezet wanneer dat nodig is. Hieraan liggen een aantal uitgangspunten ten grondslag:
-
•
Het staat voorop dat jeugdigen en gezinnen de juiste zorg en hulp krijgen. Daarbij geldt dat de hulp die wordt geboden zoveel mogelijk direct passend is (first time right). Dit brengt een integrale aanpak met zich mee en houdt in dat zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat naar verschillende instanties wordt doorverwezen, voordat de juiste hulp geboden kan worden.
-
•
Jeugdhulpverlening is in de eerste plaats gericht op het herstel van het ‘normale’ leven. Het uiteindelijke doel is om, als het kan, zo snel mogelijk (weer) zonder jeugdhulp verder te kunnen. Bij voorkeur wordt hulp daarom zoveel als mogelijk thuis geboden of in een situatie die het meest op thuis lijkt. Opname in een verblijfssetting wordt zoveel mogelijk voorkomen. Waar mogelijk worden ambulante alternatieven ingezet in plaats van verblijf. Daarnaast geldt dat het gebruik van jeugdhulp een uitzondering is. Waar passend wordt samen met de jeugdige en het gezin zo snel mogelijk een alternatief voor specialistische jeugdhulp gezocht dat aansluit bij het ‘normale’ leven. Er wordt actief ingezet op preventie en vroegsignalering om waar mogelijk te voorkomen dat jeugdigen in een (specialistisch) jeugdhulptraject instromen.
-
•
Jeugdigen en gezinnen ervaren zelf de regie in het hulpverleningstraject en kunnen zoveel als mogelijk zelfstandig verder na/tijdens de ingezette zorg en hulp. Wanneer een jongere of zijn ouder niet in staat is om regie te voeren, kan de regie (tijdelijk) worden overgenomen. Ouders, opvoeders, verzorgers en/of jeugdigen worden ten allen tijde betrokken in het hulpverleningsproces.
-
•
Jeugdigen moeten optimale kansen krijgen om zich te ontwikkelen, waardoor zij, nu en later, naar vermogen kunnen deelnemen en bijdragen aan de maatschappij. Dit houdt onder andere in dat alle jeugdigen die onderwijs kunnen volgen, daadwerkelijk onderwijs genieten. Alle mogelijkheden voor het volgen van onderwijs worden benut in samenwerking met samenwerkingsverbanden en scholen, de lokale gemeentelijke toegang en jeugdhulpaanbieders. Hierbij wordt ingezet op het creëren van een volledige keten van onderwijs- en jeugdhulpvoorzieningen.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Het aantal definities van artikel 1 is beperkt, aangezien de wet al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Deze wettelijke definities zijn dan ook niet nogmaals opgenomen in deze verordening. Dit zou overbodig zijn en bovendien voor verwarring kunnen zorgen als er bijvoorbeeld door een latere wetswijziging een verschil zou ontstaan tussen de omschrijving in de verordening en de wettelijke omschrijving.
‘Eigen kracht’ kan verschillende zaken inhouden, zoals:
- -
- -
- -
Nadat de noodzakelijke hulp voor het gezin in kaart is gebracht door het college, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Dit wordt vermeld in het gezinsplan. Van ouders/verzorgers wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. Hulp en ondersteuning kan worden ingezet wanneer dit de eigen draagkracht overstijgt.
Wanneer er problemen zijn in het voldoende kunnen ondersteunen en begeleiden van de jeugdigen, wordt onderzocht of het gezin dit tekort op eigen kracht, dat wil zeggen zonder een (jeugdhulp)voorziening, aan kan. Hiervoor wordt een afwegingskader gehanteerd dat gebaseerd is op de zelfredzaamheid van de jeugdige en de draagkracht en draaglast verhouding bij de ouders eventueel met inzet van personen uit het sociaal netwerk. Bij voldoende eigen kracht wordt geen individuele jeugdhulpvoorziening afgegeven; ook niet in de vorm van een PGB. De financiële draagkracht van een gezin kan ook onderdeel zijn van het onderzoek naar de eigen kracht.
Toelichting Jeugdhulp op school
De gemeente bepaalt op welke scholen Jeugdhulp op school mag worden ingezet. De school selecteert de jeugdhulpaanbieder die Jeugdhulp op school biedt. Jeugdhulp op school wordt ingezet ter vervanging, ter voorkoming of ter verkorting van ambulante individuele jeugdhulp, dagbehandeling of dagbesteding. De jeugdhulp is aanvullend op de basisondersteuning die de school biedt vanuit de wet Passend Onderwijs en richt zich op het verminderen, stabiliseren, behandelen of omgaan met problemen. De Jeugdhulp op school is individueel en/of in groepsaanbod beschikbaar, afhankelijk van de jeugdhulpvragen van de school. Voor de inzet van deze vorm van jeugdhulp is een toeleiding vereist door de vaste contactpersoon van de gemeentelijke toegang op de school, in afstemming met het zorgteam. De inzet van de Jeugdhulp op school is gekoppeld aan het behalen van de doelen, zoals geformuleerd in het Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) of begeleidingsplan.
De jeugdhulpaanbieder werkt volgens een gezamenlijk werkproces voor de inzet van jeugdhulp op school dat gemeenten, onderwijs en de jeugdhulpaanbieder uiterlijk 1 september 2021 hebben afgestemd. Wanneer ook hulp in de thuissituatie nodig is stemt jeugdhulpaanbieder dit plan af met het gezinsplan (1G1P). Waar mogelijk biedt jeugdhulpaanbieder de ondersteuning ook thuis. Gemeenten bepalen de omvang van het aanbod vooraf.
Artikel 2 Lokaal integraal team
In Hillegom vormen vanaf 2021 de lokaal integraal teams de spil in de toegang tot ondersteuning op het gebied van wonen, werk, welzijn en zorg. Deze teams stellen samen met de inwoners een ondersteuningsarrangement op voor alle levensdomeinen. De werkwijze van het lokaal integraal team gaat primair uit van de eigen mogelijkheden van de burger en zijn sociale netwerk. Indien dit niet voldoende is, kan gebruik worden gemaakt van collectieve voorzieningen. Indien dit ook niet voldoende blijkt te zijn, wordt individuele (professionele) ondersteuning ingezet. Hiervoor hanteert de gemeente Hillegom het 1Gezin1Plan1Regisseur- model. Dit regisseursmodel houdt in dat leden van de lokale integrale teams tijdens een gesprek, samen met de inwoner een resultaat formuleren. Hiermee zijn de teams niet zomaar een doorgeefluik. Op basis van hun specialistische kennis maken zij een inschatting van wat nodig is. Dat kan ook betekenen dat de integraal teammedewerker zelf kortdurende hulpverlening biedt.
Hoofdstuk 2. Vormen van jeugdhulp
Hoofdstuk 2 is een nadere uitwerking van artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, in onze verordening de individuele jeugdhulpvoorzieningen en algemene voorzieningen genoemd. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 2.9 komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van de voorzieningen binnen de gemeente. In deze artikelen stelt de raad daarvoor de kaders, en noemt dat het college later voor uitvoering nadere regels kan opstellen.
Artikel 3 Algemene voorzieningen
Artikel 3 regelt de jeugdhulpvoorzieningen die vrij toegankelijk zijn. Dit betekent dat een jeugdige en/of de ouders hier gebruik van kunnen maken zonder dat hiervoor een toegangsbeslissing van de gemeente of verwijzing van een arts zoals genoemd in artikel 4 noodzakelijk is. De in deze verordening genoemde algemene voorzieningen worden in de Jeugdwet `overige voorzieningen` genoemd.
Artikel 4 Individuele jeugdhulpvoorzieningen
Bij individuele jeugdhulpvoorzieningen gaat het om situaties waarin ernstige of complexe problemen zijn en waarvoor meer of andere hulp nodig is, dan waarin het lokaal integraal team kan voorzien. In dit geval is het nodig dat de jeugdige en/of ouders een aanvraag indienen. Voor deze niet vrij toegankelijke vormen van hulp zal eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze hulp daadwerkelijk nodig hebben. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. Lid 1 bepaalt welke hulp onder individuele jeugdhulpvoorziening valt.
Lid 2 bepaalt dat jeugdhulp op school voorliggend is op individuele jeugdhulp. Dit betekent dat er geen recht op individuele jeugdhulp op school bestaat, indien er jeugdhulp op school aanwezig is en voldoende passend is.
Lid 3 bepaalt dat er nadere regels door het college worden opgesteld, die de maximale duur en intensiviteit bepalen per individuele jeugdhulpvoorziening.
Lid 4 bepaalt dat het college de individuele jeugdhulp nader kan specificeren in de nadere regels.
Hoofdstuk 3. Behandeling Ondersteuningsvraag
In dit hoofdstuk wordt uitgewerkt hoe de gemeente de toeleiding naar jeugdhulp uitwerkt. In artikel 2.3 lid 1 van de Jeugdwet staat dat er deskundige toeleiding naar en advisering over jeugdhulpvoorzieningen beschikbaar moet zijn voor jeugdigen en ouders die jeugdhulpvragen hebben.
Artikel 5 Voorleggen ondersteuningsvraag
Het lokaal integraal team is een laagdrempelige toegang waar ouders en jongeren terecht kunnen met hun vragen over gezondheid, opgroeien en opvoeden. Het team biedt advies, ondersteuning en hulp op maat.
Lid 1 beschrijft dat de jeugdige en/of de ouder zich rechtstreeks bij het lokale integraal team kunnen melden. Dat kan in het fysieke lokale integraal team, via de website of bijvoorbeeld als de hulpverlener van het lokale integraal team aanwezig is op een school. Jeugdigen en ouders kunnen ook op andere manieren contact met het lokale integraal team hebben en stellen daar hun vragen over opgroeien en opvoeden. Het lokale integraal team bepaalt samen met de cliënt welke doelen/resultaten bereikt moeten worden. In overleg met de cliënt en de jeugdhulpaanbieder wordt samen bepaald hoe deze resultaten behaald kunnen worden. Het lokaal integraal team volgt en houdt regie en evalueert op de voortgang van de resultaten bij de cliënt. In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de door de gemeente georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen verwijzen naar de jeugdhulp. Dit laatste geldt zowel voor de vrij toegankelijke voorzieningen als de individuele (niet vrij toegankelijke) voorzieningen. In deze gevallen is het de jeugdhulpaanbieder die na de verwijzing beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. De aanbieder bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp, met in achtneming van deze verordening en de nadere regels. De verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts geeft dus rechtstreeks toegang tot de jeugdhulp. Er zal in beginsel geen beschikking volgen van de gemeente. Als de jeugdige en/of ouders het niet eens kunnen worden, kan de jeugdhulpaanbieder de jeugdige en- of ouders erop wijzen dat zij een aanvraag voor jeugdhulp kunnen indienen bij het lokaal integraal team. Het is van belang dat de verwijzing goed verloopt. De gemeente zal daarom afspraken maken met artsen en aanbieders over de verwijzing naar jeugdhulp.
Lid 2 bepaalt dat het college er voor moet zorgen dat een cliënt altijd beroep kan doen op kosteloze en onafhankelijke cliëntenondersteuning. Het lokaal integraal team geeft aan de cliënt vooraf mee dat hier altijd beroep op kan worden gedaan.
Artikel 6 Beoordeling toegang jeugdhulp
In artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet staat dat de gemeenteraad voor individuele voorzieningen in een verordening regels moet stellen over de voorwaarden voor toekenning, over de wijze van beoordeling van en over de afwegingsfactoren bij de verlening van een individuele jeugdhulpvoorziening. In artikel 6 wordt dit uitgewerkt.
Lid 1 bepaalt dat het maken van een afspraak zo snel als mogelijk gebeurt. Er wordt duidelijk gemaakt dat het integraal team alert moet zijn op onnodige vertraging in de procedure.
Lid 2 bepaalt het maken van een afspraak voor een gesprek tussen de jeugdige en/of de ouders en het integraal team en de voorbereiding op het gesprek. Het gesprek vindt plaats met één of meer hulpverleners van het integraal team.
Lid 3 bepaalt dat het integraal team in overleg met de jeugdige en zijn ouders alle voor het gesprek noodzakelijk en toegankelijke gegevens verzamelt. Deze gegevensverzameling kan ook tijdens het gesprek plaatsvinden als door vraagverheldering alle relevante informatie vergaard wordt om een volledig beeld van de ondersteuningsvraag te krijgen. Het integraal team regelt separaat de verwerking van persoonsgegevens.
Lid 4 bepaalt dat bij de beoordeling van de ondersteuningsvraag wordt ook rekening gehouden met de bovengebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of verzorger conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Van ouders/verzorgers wordt verwacht maximaal te zoeken naar eigen oplossingen. Dit geldt ook bij uitval van de ouder in een éénoudergezin- of als beide ouders beperkingen ondervinden in de opvang en verzorging van de kinderen. Bovengebruikelijke zorg is de zorg die, naast de gebruikelijke zorg, nodig is voor een jeugdige. Bovengebruikelijke zorg kan in beginsel van ouder(s)/verzorger(s) worden verwacht. Pas wanneer sprake is van overbelasting kan mogelijk aanspraak gemaakt worden op jeugdhulp.
Wanneer zorg als bovengebruikelijke zorg volgens de richtlijn van het CIZ wordt aangemerkt, wil dit niet zeggen dat de ouders, eventueel met behulp van het sociaal netwerk, niet voldoende draagkracht hebben de boven gebruikelijke zorg te leveren. Voor een verdere weging kunnen onderstaande punten gebruikt worden:
- -
- -
- -
- -
De effectiviteit van hulp geboden door de ouders zit hem vaak in de voortdurende nabijheid die nodig is om de hulp te kunnen bieden wanneer dit nodig is, dus op ongeplande tijden. De duur en de omvang van de benodigde hulp kan de gebruikelijke zorg ver overstijgen, waardoor langdurige aanpassingen in het leven van de ouder(s) nodig is om de draagkracht te verruimen om de draaglast van de hulp te kunnen leveren.
Soms is het bieden van hulp aan en zorgen voor een kind zo zwaar dat sprake is van overbelasting. Er is dan geen of beperkt evenwicht meer tussen draagkracht (=belastbaarheid) en draaglast (=belasting), vaak gekenmerkt door fysieke en/of psychische klachten van de ouder/verzorger. Vaak is het overnemen van de bovengebruikelijke zorg voldoende om dit evenwicht te herstellen.
Lid 5 bepaalt dat ‘Eigen kracht’ verschillende zaken kan inhouden, zoals:
- -
- -
- -
Nadat de noodzakelijke hulp voor het gezin in kaart is gebracht door het college, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Dit wordt vermeld in het gezinsplan. Van ouders/verzorgers wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. Hulp en ondersteuning kan worden ingezet wanneer dit de eigen draagkracht overstijgt.
Wanneer er problemen zijn in het voldoende kunnen ondersteunen en begeleiden van de jeugdigen, wordt onderzocht of het gezin dit tekort op eigen kracht, dat wil zeggen zonder een (jeugdhulp)voorziening, aan kan. Hiervoor wordt een afwegingskader gehanteerd dat gebaseerd is op de zelfredzaamheid van de jeugdige en de draagkracht en draaglast verhouding bij de ouders eventueel met inzet van personen uit het sociaal netwerk. Bij voldoende eigen kracht wordt geen individuele jeugdhulpvoorziening afgegeven; ook niet in de vorm van een PGB. De financiële draagkracht van een gezin kan ook onderdeel zijn van het onderzoek naar de eigen kracht.
Lid 6 bepaalt dat in afstemming met jeugdhulpaanbieders, onderwijs en andere specialisten in het krachtenveld rondom jeugdhulp (Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet, Wet passend onderwijs) er nieuwe en duidelijkere kaders geformuleerd zijn voor specifieke vormen van jeugdhulp. De belangrijkste afspraken zijn op het gebied van inhoudelijke afbakening, maximale ureninzet en duur van de inzet. Voor wat betreft het jeugdhulpproduct begeleiding zijn deze afspraken opgenomen in de contracten voor de gecontracteerde aanbieders. Door de toevoeging van dit lid beperken deze afspraken zich niet enkel tot de gecontracteerde zorg.
Lid 7 bepaalt dat het lokaal integraal team de jeugdige en/of ouders goed informeert over de procedure en de rechten en plichten. Hierin wordt de jeugdige en/of ouders ook geïnformeerd over de mogelijkheden van cliëntondersteuning. Indien het lokaal integraal team tijdens de beoordeling tot de conclusie komt er de ouders/verzorgers en/of jeugdige in aanmerking kunnen komen voor een voorliggende voorziening of een algemene voorziening, dan begeleidt het lokaal integraal team de ouders/verzorgers of de jeugdige naar de voorliggende voorziening of algemene voorziening.
Lid 8 bepaalt wat de ondersteuningsvraag is, wat de opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, of en welke ondersteuning nodig is en op welke wijze de ondersteuningsvraag kan worden opgelost. Een zorgvuldig onderzoek vereist het op enigerlei doorlopen van de volgende stappen. Dit volgt uit onder andere de uitspraak van de CRvB van 1 mei 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1477). Voor het onderzoek is in ieder geval het volgende van belang:
- -
- -
- -
- -
Deze onderwerpen worden genoemd in de verordening om een beeld te scheppen van de inhoud van het gesprek en om aan te geven welke afwegingen spelen bij het in behandeling nemen van een jeugdhulpvraag.
Het lokaal integraal team is deskundig en bepaalt met de jeugdige en/of de ouders de inhoud van het gesprek. Het gesprek kan niet altijd in één afspraak worden afgerond. Het is dus mogelijk dat er meerdere gesprekken worden gehouden. Bij het gesprek kunnen ook andere personen aanwezig zijn. Deze andere betrokkenen zijn personen die van belang zijn voor de jeugdige en/of de ouders en voor het bespreken van de jeugdhulpvraag. Dit kunnen bijvoorbeeld mensen zijn uit het sociale netwerk van de jeugdige of ouders, iemand van een specialistische jeugdhulpvoorziening of school. De jeugdige en/of ouders bepalen in overleg met de hulpverlener van het lokaal integraal team of er andere personen uitgenodigd zullen worden.
Onder lid 8d wordt bepaald dat alleen een individuele jeugdhulpvoorziening kan worden verstrekt als de jeugdige niet op eigen kracht of met hulp van zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving een oplossing voor zijn jeugdhulpvraag kan vinden. Voor het bepalen voor wat naar algemene maatstaven verwacht mag worden, wordt als kader gebruik gemaakt van hoofdstuk 4 van de CIZ indicatiewijzer versie 7.1 van juli 2014 (toelichting op de beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014);
Onder lid 8d wordt verder bepaald dat alleen een individuele jeugdhulpvoorziening kan worden verstrekt als de jeugdige geen oplossing voor zijn jeugdhulpvraag kan vinden door gebruik te maken van een vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening. Daarmee worden individuele voorzieningen pas ingezet wanneer vrij toegankelijke voorzieningen niet toereikend zijn. Het lokaal integraal team kan de jeugdige wijzen op en of toeleiden naar een passende vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening.
Lid 9 bepaalt de vastlegging van het ondersteuningsplan. Als tijdens het gesprek is afgesproken dat er een ondersteuningsplan wordt opgesteld, wordt dit plan samen met de jeugdige en/of de ouders en mogelijk andere betrokkenen door de hulpverlener van het lokaal integraal team opgesteld. Het ondersteuningsplan wordt opgesteld aan de hand van de werkwijze één gezin - één plan. In het ondersteuningsplan staan in de eerste plaats de afspraken over wat de jeugdige en/of de ouders zelf gaan oppakken. Daarnaast wordt beschreven welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen en welke individuele jeugdhulpvoorzieningen nodig zijn. Het ondersteuningsplan vormt de verbinding met ondersteuning vanuit andere voorzieningen. Ook de eventuele wachtlijsten van jeugdhulpaanbieders en mogelijke tussenoplossingen om deze wachttijden te overbruggen worden in het ondersteuningsplan meegenomen. Het ondersteuningsplan is geen statisch document. Er kunnen afspraken aan toegevoegd worden, wanneer dat naar inzicht van de jeugdige en/of de ouders en het integraal team van belang is of indien er meerdere vragen/problemen in een gezin zijn, waardoor deze niet allemaal tegelijkertijd kunnen worden opgepakt.
Artikel 7 Toekennen individueel jeugdhulpvoorzieningen
Dit artikel bepaalt de verwijzers die over de toekenning gaan voor individuele jeugdhulpvoorzieningen.
Hoofdstuk 4. Toegang tot individuele jeugdhulpvoorzieningen
Artikel 8 Toegang beoordeling ondersteuningsvraag
Lid 1a bepaalt dat ‘Eigen kracht’ verschillende zaken kan inhouden, zoals:
- -
- -
- -
Nadat de noodzakelijke hulp voor het gezin in kaart is gebracht door het college, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Dit wordt vermeld in het gezinsplan. Van ouders/verzorgers wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. Hulp en ondersteuning kan worden ingezet wanneer dit de eigen draagkracht overstijgt.
Wanneer er problemen zijn in het voldoende kunnen ondersteunen en begeleiden van de jeugdigen, wordt onderzocht of het gezin dit tekort op eigen kracht, dat wil zeggen zonder een (jeugdhulp)voorziening, aan kan. Hiervoor wordt een afwegingskader gehanteerd dat gebaseerd is op de zelfredzaamheid van de jeugdige en de draagkracht en draaglast verhouding bij de ouders eventueel met inzet van personen uit het sociaal netwerk. Bij voldoende eigen kracht wordt geen individuele jeugdhulpvoorziening afgegeven; ook niet in de vorm van een PGB. De financiële draagkracht van een gezin kan ook onderdeel zijn van het onderzoek naar de eigen kracht.
Lid b bepaalt dat er geen recht is op jeugdhulp, indien er een oplossing kan worden gevonden in algemene en collectieve voorzieningen. Hier verstaan we onder andere de volgende voorzieningen onder:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Lid c bepaalt dat in afstemming met jeugdhulpaanbieders, onderwijs en andere specialisten in het krachtenveld rondom jeugdhulp (Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet, Wet passend onderwijs) er nieuwe en duidelijkere kaders geformuleerd zijn voor specifieke vormen van jeugdhulp. De belangrijkste afspraken zijn op het gebied van inhoudelijke afbakening, maximale ureninzet en duur van de inzet. Voor wat betreft het jeugdhulpproduct begeleiding zijn deze afspraken opgenomen in de contracten voor de gecontracteerde aanbieders. Door de toevoeging van dit lid beperken deze afspraken zich niet enkel tot de gecontracteerde zorg.
Lid 2 bepaalt dat indien er sprake is van volwassenproblematiek, er in eerste instantie moet worden gekeken naar de volwassenzorg. Hieronder verstaan we problematiek indien er sprake is van echtscheiding, begeleiding nodig is voor de ouders en/of sprake is van GGZ problematiek en/of verslavingsproblematiek. Waar nodig kan het lokaal integraal team ondersteunen bij het vinden van de juiste hulp.
Lid 3 bepaalt dat indien de ouders/verzorgers een beroep kunnen doen op buitengewoon verlof en/of ouderschapsverlof, geen recht is op individuele jeugdhulp. Daarnaast moet er altijd eerst gekeken worden binnen de mogelijkheden van het gezin om werk en arbeidstaken aan te passen op de situatie van het gezin. Hierbij kan er worden gedacht aan het verkorten van de arbeidsuren, het flexibel inzetten van de arbeid in bijvoorbeeld de avonduren.
Lid 4 bepaalt dat het college de bevoegdheid heeft om in de nadere regels te specificeren welke hulp onder de jeugdhulp past en de duur en hoeveelheid hulp hiervoor kan worden ingezet.
Artikel 9 Voorliggende voorzieningen
Er kan geen beroep worden gedaan op de jeugdhulp, indien er wettelijk recht bestaat op hulp bij een voorliggende voorziening. Onder een voorliggende voorziening bedoelen we onder andere;
In de wet is vastgelegd wanneer iemand toegang heeft tot de Wlz (Art 3.2.1 Wlz): Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
- 1.
- 2.
Er is geen recht op jeugdhulp, indien de jeugdige in aanmerking komt voor de Wet langdurige zorg. De verzorgers zijn verplicht om een aanvraag in te dienen voor de Wlz, indien de jeugdige voldoet aan de eisen die de Wlz stelt.
Gaat een jeugdige met psychische klachten naar de huisarts en kan de (praktijkondersteuner van de) huisarts deze klachten afdoende behandelen, dan is dit verzekerde zorg die onder de Zvw valt. Als de jeugdige is aangewezen op meer specialistische zorg en begeleiding, dan valt de geestelijke gezondheidszorg aan jeugdigen tot 18 jaar onder de Jeugdwet.
Intensieve Kind Zorg (IKZ) onder de Zvw
Jeugdigen die in aanmerking komen voor Intensieve Kind Zorg, zijn jeugdigen:
- •
-
•
met lichtere complexe problematiek, waarbij 24-uur zorg per dag in de nabijheid nodig is in combinatie met specifieke verpleegkundige handelingen zoals intraveneuze medicatietoediening. Zorg aan minderjarigen met ernstige medische problematiek die onder de verantwoordelijkheid staan van een medisch specialist of kinderarts.
Voor intensieve kindzorg geldt dat naast verpleging en daarmee samenhangende verzorging ook begeleiding thuis, verblijf in een kinderhospice, verzorging en begeleiding op school, kortdurend verblijf en opvang in een verpleegkundig kinderdagverblijf inclusief het vervoer van en naar dit dagverblijf onder de Zvw-aanspraak vallen.
Er kan geen individuele jeugdhulp worden versterkt indien er sprake is van volwassen GGZ problematiek of verslavingsproblematiek, die voorliggend is op de problematiek.
Indien er geen sprake is van IKZ, maar wel van verpleging valt ook dit onder de Zvw. Als verpleging en daarmee samenhangende persoonlijke verzorging samen worden aangeboden, vallen beiden onder de Zvw. Als verpleging wordt aangeboden met begeleiding komt de zorg uit twee wetten: verpleging valt onder de Zvw en de begeleiding valt onder de Jeugdwet.
Er kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt voor vaktherapie, tenzij dit een onderdeel is van een multidisciplinaire geneeskundige behandeling in het kader van de geneeskundige ggz. De desbetreffende jeugdhulpaanbieder kan dan onder eigen regie vak therapie inzetten. Voor enkel vaktherapie kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt en wordt verwezen naar de (aanvullende) zorgverzekering.
Alle leerlingen die extra onderwijsondersteuning nodig hebben, zowel als er sprake is van een lichte als van een zware (onderwijs) ondersteuningsbehoefte, komen in aanmerking voor Passend onderwijs. Passend onderwijs houdt in dat scholen extra onderwijsondersteuning bieden. Het gaat dan om didactische en pedagogische ondersteuning die nodig is om de onderwijsdoelen te bereiken. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan ondersteuning van de leraar of een (tijdelijke) plaats voor de leerling in een bovenschoolse voorziening, het speciaal basisonderwijs of het (voortgezet) speciaal onderwijs. In het (voortgezet) speciaal onderwijs is expertise beschikbaar voor de specifieke doelgroep van de school.
Wet Maatschappelijke ondersteuning
Er kan geen individuele jeugdhulp worden verstrekt indien een jeugdige 18 jaar is geworden en er aanspraak kan worden gemaakt op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. We hebben het dan over begeleiding en dagbesteding en dagbehandeling. Wanneer er sprake is van problematiek bij de ouders die maakt dat de ouders begeleiding nodig hebben, dan spant het lokaal integraal team er zich voor in om ouder toe te leiden naar de juiste hulp.
Er kan geen individuele jeugdhulp worden verstrekt indien de jeugdige 18 jaar is geworden, niet zelfstandig kan wonen en 24 uurs begeleiding nodig heeft. In veel gevallen is sprake van meervoudige problematiek; daar waar de individuele vormen van problematiek wellicht nog net te overkomen zouden zijn in een zelfstandige situatie, kan een combinatie van factoren ervoor zorgen dat beschermd wonen noodzakelijk wordt.
Artikel 10 Toekennen individuele jeugdhulpvoorziening Zorg in Natura
Dit artikel bepaalt dat er in een beschikking wordt verstrekt bij een verstrekking pgb, afwijzing van een aanvraag of indien de jeugdige en/of ouders hierom verzoeken.
Artikel 11 Toekennen individuele jeugdhulpvoorziening via PGB
Een persoonsgebonden budget (pgb) is een geldbedrag waarmee een persoon zelf zorg, begeleiding, hulp, hulpmiddelen of voorzieningen in kan kopen. Sinds 2015 wordt het pgb via trekkingsrecht geregeld. Bij trekkingsrechten komt het budget niet meer op de rekening van de budgethouder, maar bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op de bankrekening te staan. De budgethouder stuurt de rekeningen voor het betalen van zorgverleners naar de SVB en zij controleert vooraf of het om verzekerde zorg gaat. Lid 1 bepaalt de vaardigheid van de aanvrager om een pgb te beheren.
Lid 2 bepaalt dat het lokaal integraal team deze pgb-vaardigheid toetst op de volgende onderdelen:
-
a.
Kwaliteit van het persoonlijk budgetplan
Een budgethouder is in staat om de doelstellingen en de resultaten, uit het ondersteuningsplan te kunnen vertalen in een persoonlijk budgetplan. De budgethouder zal voordat het pgb wordt toegekend een persoonlijk budgetplan moeten overleggen inclusief een daarbij horende zorgovereenkomst. Het invullen van het persoonlijk budgetplan en zorgovereenkomst vereist bepaalde vaardigheden.
Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee die gesteld worden aan een budgethouder of beheerder:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- b.
- c.
- d.
Dit artikel bepaalt op welke manier de budgethouder het toegekende pgb mag besteden.
Lid 2 bepaalt dat hulpverleners die niet voldoen aan de criteria voor professionele hulpverlening niet betaald kunnen worden vanuit het budget voor professionele hulpverlening.
Lid 4 bepaalt dat het pgb alleen kan worden besteed aan de in het budgetplan bepaalde doelen en ondersteuning.
Artikel 13 PGB voor de inzet van sociaal netwerk
Artikel 8.1.1 derde lid Jeugdwet maakt het mogelijk dat het PGB wordt geleverd door een persoon uit het sociaal netwerk.
Mantelzorgers zijn onmisbaar en leveren vaak meer ondersteuning dan een organisatie kan bieden. Het is belangrijk om te voorkomen dat een PGB niet de binnen het maatschappelijk verkeer als normaal beschouwde (mantel-)zorg verdringt. De hulp van een familielid of iemand uit het sociaal netwerk valt in principe onder de eigen kracht van het gezin. Het is echter wel wenselijk om de mogelijkheid te opperen dat iemand uit het sociaal netwerk de zorg in het kader van het PGB uitvoert, wanneer andere gevallen van zorg in natura of PGB niet goed aansluiten bij de hulpvraag. Het algemene uitgangspunt is dat met een PGB geen mensen uit het sociaal netwerk worden gefinancierd, tenzij alle andere vormen van zorg in natura of PGB onvoldoende aansluiten bij de ondersteuningsvraag. Situaties waarin het voor de mantelzorger lastig is om werk en zorgtaken te combineren zal samen met de aanvrager en de mantelzorger worden gezocht naar een oplossing. Het is belangrijk dat de mantelzorger naast de zorgtaken ook mogelijkheden heeft om te participeren in de maatschappij.
De wens om vrienden, kennissen, collega’s en buren (hulp uit het sociaal netwerk) te willen vergoeden voor hun inzet, is afhankelijk van een aantal factoren:
- a)
- b)
- c)
- d)
- e)
- f)
-
g)
de mate van de verplichting. Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Mantelzorg geleverd door het sociaal netwerk is niet afdwingbaar. De aanvrager moet aangeven welke ondersteuning er wordt geleverd en welk deel van deze ondersteuning uitbetaald moet worden en waarom (motiveringsplicht). De hulp uit het sociaal netwerk mag daarbij op geen enkele wijze druk op aanvrager als budgethouder uitoefenen bij zijn besluitvorming om over te gaan tot de keuze voor een PGB.
Verder worden de volgende uitgangspunten gehanteerd als het gaat om de inzet van een hulp uit het sociaal netwerk:
- •
- •
Hiertegenover staat dat een hulp buiten het sociaal netwerk in sommige gevallen beter het gestelde doel kan bereiken dan een vertrouwde persoon uit het sociaal netwerk. Van belang is om te beoordelen of professionele distantie/reflectie gewenst is met het oog op het bereiken van doelen (een goede ouder is niet altijd de beste zorgverlener voor een kind, ongeacht de leeftijd).
- •
-
•
Het netwerk wordt niet ingezet in situaties waarin sprake is van (dreigende) overbelasting. In deze situaties kan een PGB worden geweigerd. Het is aan het college om dit te beoordelen. Voor informele hulp c.q. hulp uit het sociaal netwerk geldt een ander - lager - tarief dan voor professionele hulp. Het sociaal netwerk krijgt geen professioneel tarief.
Artikel 14 Jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering
Het artikel gaat over de verplichtingen die de gemeente heeft als er een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering is opgelegd door de rechter. Zowel de kinderbeschermingsmaatregel als de jeugdreclassering worden uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. De jeugdbeschermer en jeugdreclassering mogen in het kader van de maatregel, besluiten tot inzet van jeugdhulp. Dat de jeugdbeschermer en de jeugdreclasseerder deze bevoegdheid hebben staat in artikel 3.5 van de Jeugdwet. In het eerste lid wordt verwoord dat de gemeente zorg draagt voor een toereikend aanbod van jeugdhulpvoorzieningen, zodat de uitspraak van de rechter (of een andere instantie) kan worden uitgevoerd. Hiervoor verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 6.
Artikel 15 Jeugdhulp in spoedeisend geval
Artikel 15 maakt het mogelijk om in spoedeisende gevallen af te wijken van procedures om met spoed een passende tijdelijke voorziening te treffen.
Artikel 16 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Volgens de wet is een jeugdige en/of de ouders verplicht mede te delen wanneer er zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen waarvan men redelijkerwijs kan verwachten dat die van invloed op de individuele jeugdhulpvoorziening kunnen zijn. Dit wordt benadrukt in lid 1. In lid 2 wordt aangegeven dat de gemeente ook zelf de situatie kan bekijken en kan besluiten om een beslissing over individuele jeugdhulpvoorziening te herzien, in te trekken of terug te vorderen en onder welke omstandigheden de gemeente dit mag doen. Lid 3 regelt dat als door de jeugdige en/of de ouders onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt die bij volledigheid en/of juistheid tot een andere beslissing hadden geleid, het pgb of de geldswaarde van de voorziening (de daadwerkelijke kosten van de voorziening) kunnen worden teruggevorderd. Lid 4 geeft aan dat als een pgb na een halfjaar nog niet is gebruikt voor het doel waarvoor het is verstrekt het besluit kan worden ingetrokken.
Hoofdstuk 5. Overige bepalingen
Artikel 17 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik
Artikel 17 bepaalt hoe de gemeente oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik bestrijdt. Zoals in lid 2 beschreven, wijst het college een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet. Tot slot geeft lid 3 aan dat het college de besteding van het verstrekte voorzieningen en pgb kan controleren.
Artikel 18 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
In artikel 2.12 van de Jeugdwet staat omschreven dat de gemeente in de verordening moet regelen dat het college hierover afspraken moet maken. Via dit artikel voldoet de gemeente hieraan en geeft de raad deze opdracht aan het college. Naast de in dit artikel genoemde aspecten kunnen ook andere zaken in overweging genomen worden, zoals de NZA-richtlijnen (Nederlandse Zorgautoriteit) voor prijzen van jeugdhulp.
De vertrouwenspersoon wordt landelijk geregeld. Gemeenten hebben er gezamenlijk voor gekozen dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dit namens alle gemeenten inkoopt bij het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), een stichting die op dit moment ook het vertrouwenswerk voor de jeugdzorg uitvoert.
Artikel 20 Inspraak en medezeggenschap
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. Opgemerkt wordt dat regeling van de inspraak en medezeggenschap in artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015, op grond van artikel 2.10 van de Jeugdwet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Dit leidt ertoe dat bij verordening moet worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet.
Artikel 21 Toepassen verordening
Omdat de interpretatie van de verordening tot misverstanden kan leiden is in lid 1 van dit artikel geregeld dat bij dergelijke misverstanden moet worden teruggegrepen naar de Jeugdwet (inclusief memorie van toelichting). Zo kan worden achterhaald wat er precies met een bepaald woord of bepaalde term wordt bedoeld. Lid 2 regelt dat het college met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen afspraken zal maken over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid plaatsvindt. Dit komt overeen met artikel 2.7, lid 4 van de Jeugdwet. Waarschijnlijk zullen deze afspraken regionaal of op landelijk niveau worden gemaakt en worden daarna lokaal onder regie van de gemeente uitgewerkt.
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om van deze verordening af te wijken in zeer schrijnende gevallen waarvoor geen passende voorziening volgens de regelgeving mogelijk is. De hardheidsclausule kan dan door het college ingezet worden bij uitzonderingsgevallen.
Artikel 23 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
De bedoeling daarvan is dat deze jeugdigen die recht hebben op een lopende voorziening een overgangsperiode krijgen waarin er voor hen niets verandert en zij zich kunnen instellen op de nieuwe situatie. De overgangsperiode verschilt naar gelang de resterende looptijd van het indicatiebesluit, maar eindigt in elk geval een jaar na inwerkingtreding van deze verordening.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De verordening zelf dient voor 1 maart 2022 te zijn vastgesteld door de raad.
Dit artikel geeft de officiële benaming weer. De verordening zal via deze naam zijn terug te vinden (conform de wet elektronische bekendmaking).