Besluit van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden houdende regels omtrent het Normenkader rechtmatigheid RDOG Hollands Midden 2018
Besluit van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden houdende regels omtrent het Normenkader rechtmatigheid RDOG Hollands Midden 2018
Om aansluiting te houden met de veranderende omstandigheden van de wet- en regelgeving die van toepassing zijn op de organisatie van de RDOG Hollands Midden wordt dit normenkader, samen met de ‘Bijlage bij het Normenkader rechtmatigheid RDOG Hollands Midden’ jaarlijks in overeenstemming gebracht met de op de gemeenschappelijke regeling RDOG Hollands Midden relevante van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
2. Het begrip ‘rechtmatigheid’ en de toetsing daarvan
In algemene zin lijkt ‘rechtmatigheid‘ een duidelijke term: iedereen wordt geacht zich aan de wet te houden, dus ook de RDOG Hollands Midden. Bij nadere beschouwing is dit echter veel ingewikkelder en rijzen vragen als: welke regels gelden nu precies; in hoeverre is niet (of niet tijdige) naleving van alle bepalingen uit alle wetten van belang voor het oordeel bij het programmaverslag; in welke gevallen kan niet-naleving nog worden gecorrigeerd zonder gevolgen voor het uiteindelijke oordeel over rechtmatigheid, etc.
In het Besluit Accountantscontrole decentrale overheden (Bado) staat dat de relevante wet- en regelgeving meeweegt in het oordeel van de accountant over rechtmatigheid. De wetgever heeft niet aangegeven welke wetten en regels relevant zijn. Er moet derhalve hiervan een selectie worden gemaakt. Daarbij geldt een aantal uitgangspunten, zoals:
- -
- -
- -
- -
De voor de accountantscontrole van de RDOG Hollands Midden relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de ‘Bijlage bij het Normenkader rechtmatigheid RDOG Hollands Midden’.
Bij de invulling daarvan is aangesloten op de minimale vereisten, die zijn opgenomen in het Bado, in de Controleverordening RDOG Hollands Midden en in het daarbij behorende programma van eisen voor de jaarlijkse accountantscontrole.
Kern van de toetsing door de accountant is dat de RDOG Hollands Midden de goede naleving van relevante wet- en regelgeving waarborgt door toereikende maatregelen van planning en control te treffen. Dit betekent dat werkinstructies, protocollen en dergelijke aansluiten op de regelgeving.
In de jaarstukken zal de RDOG Hollands Midden inzicht geven hoe zij de naleving van de relevante regelgeving voor de activiteiten van de RDOG Hollands Midden heeft gewaarborgd.
De accountant controleert overigens alleen of aan de in de wet genoemde voorwaarden, welke bij niet-naleving financiële gevolgen heeft, is voldaan. Naleving van overige voorwaarden – zonder financiële gevolgen – valt buiten de reikwijdte van de accountantscontrole.
De door het Algemeen Bestuur vastgestelde verordeningen en regels vallen, voor zover deze de financiële rechtmatigheid of integriteit raken, binnen de reikwijdte van de controle op rechtmatigheid.
Het begrip rechtmatigheid is in het kader van de accountantscontrole overigens beperkter dan het juridische begrip rechtmatigheid. Met financiële rechtmatigheid wordt bedoeld dat financiële beheershandelingen in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving zijn uitgevoerd.
Dit betekent dat in geval van herstelbare tekortkomingen dat er geen sprake is van onrechtmatigheid als de tekortkoming tijdig is hersteld, dat wil zeggen voor de datum van het uitbrengen van de jaarstukken. Immers, in het stelsel van baten en lasten wordt in de jaarstukken verantwoording afgelegd over alle baten en lasten en balansmutaties die betrekking hebben op het verslagjaar. Het Algemeen Bestuur besluit tot herstel van herstelbare tekortkomingen.
Begrotingsonrechtmatigheden werken niet in het accountantsoordeel door, maar worden ‘slechts’ door de accountant gerapporteerd. Begrotingsoverschrijdingen van meer dan 1% van het begrotingstotaal per programma zijn onrechtmatig als deze overschrijdingen verwijtbaar zijn. De RDOG Hollands Midden voert binnen het programma GGD naast de wettelijk verplichte basistaken ook overige taken, zoals markttaken uit. De omvang daarvan kan van jaar tot jaar sterk kan fluctueren, waardoor de werkelijkheid in veel jaren de begroting met meer dan 1% overschrijdt.
Normaliter zal een kostenoverschrijding ten opzichte van de begroting van de markttaken (meer dan) volledig door een batenoverschrijding worden gecompenseerd. Een en ander is ook voorgeschreven in artikel 5, lid 5, ad b van de Gemeenschappelijke regeling RDOG Hollands Midden, waarin wordt gesteld dat andere taken dan wettelijk voorgeschreven op het terrein van de gezondheidszorg minimaal tegen kostendekkende tarieven worden uitgevoerd. Voor markttaken geldt dit eveneens, waarbij de subsidiegever doorgaans aanvullende eisen stelt aan de uitvoering en de (financiële) verantwoording.
Bij een aantal markttaken wordt een controleverklaring geëist bij de financiële verantwoording. Hierdoor is de rechtmatigheid van dergelijke taken gewaarborgd. Voorwaarde hiervoor is dat het Algemeen Bestuur stelselmatig wordt geïnformeerd over de uitkomsten van deze taken in de loop van het begrotingsjaar en de te verwachten uitkomsten voor het gehele jaar en dat het Algemeen Bestuur kan besluiten dat het een niet verwijtbare begrotingsoverschrijding betreft of tot begrotingswijziging kan besluiten.
Besluitvorming over afwijkingen van de begroting vindt steeds plaats bij de voorgeschreven tussentijdse rapportages na afloop van iedere vier maanden.
De systematiek van de kostprijsberekening van producten en diensten van het programma GHOR wordt bepaald door het bestuur van de Veiligheidsregio Hollands Midden.
Het programma RAV wordt door derden gefinancierd, waarbij regels zijn gesteld.
Bij afwijkingen van de begroting van de programma’s GHOR en RAV vindt bij de tussentijdse rapportages eveneens besluitvorming van het Algemeen Bestuur plaats.
Als een begrotingsoverschrijding pas blijkt na het einde van het begrotingsjaar en voor het uitbrengen van de jaarrekening, zal deze in de jaarstukken moeten worden vermeld. De accountant zal dan de afweging moeten maken of een dergelijke begrotingsoverschrijding past binnen het vastgestelde beleid. Overigens bepaalt het Algemeen Bestuur bij het behandelen van de jaarstukken of zij met de betrokken overschrijding alsnog kan instemmen.
Het Bado geeft aan dat de accountant de rechtmatigheid van handelingen en beslissingen van niet financiële aard niet actief inhoudelijk hoeft te toetsen. Dergelijke handelingen en beslissingen kunnen op termijn echter wel leiden tot financiële gevolgen. De accountant kan in dat kader volstaan met het beoordelen van het interne systeem van risicoafwegingen en kwaliteitsborging.
4. Goedkeurings- en rapporteringstoleranties
In het programma van eisen voor de jaarlijkse accountantscontrole wordt aangegeven dat de controle wordt verricht in overeenstemming met de in het Bado vastgelegde controlegrondslagen, inclusief de daarbij behorende goedkeurings- en rapporteringstoleranties. Onderstaand worden deze toleranties weergegeven.
Als de accountant bij zijn controle fouten of onzekerheden aantreft die deze grenzen te boven gaan, verstrekt hij geen goedkeurende verklaring bij het programmajaarverslag.
Daarnaast kan de accountant, op grond van zijn deskundigheid, ook besluiten dat er kwalitatieve gebreken zijn van dusdanige aard, dat de goedkeuring wordt onthouden. Dit is bijvoorbeeld het geval als de Administratieve organisatie en/of interne controle niet goed is ingericht, waardoor er een niet controleerbare situatie is ontstaan.
Bij markttaken die worden gesubsidieerd behoort soms een afzonderlijke verantwoordingsplicht, met daarbij behorende rapportage- en verantwoordingsprotocollen. De accountant kan bij de controle van de jaarrekening gebruik maken deze protocollen. Daartoe dienen deze afzonderlijke verantwoordingen gelijktijdig met de jaarstukken te worden opgeleverd, tenzij de periode waarover subsidie wordt verstrekt afwijkt van het boekjaar.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur, gehouden op woensdag 28 maart 2018.
J.A. de Jager
Voorzitter
J.M.M. de Gouw
Secretaris
Bijlage bij het Normenkader rechtmatigheid RDOG Hollands Midden 2018
Het Algemeen Bestuur van de RDOG Hollands Midden,
gelet op artikel 213 van de Gemeentewet
en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado)
en gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur RDOG Hollands Midden,
Bijlage bij het Normenkader rechtmatigheid RDOG Hollands Midden 2018
Overzicht relevante wet- en regelgeving
Landelijke wet- en regelgeving
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
- 9.
- 10.
- 11.
- 12.
- 13.
- 14.
- 15.
- 16.
- 17.
- 18.
Regelgeving RDOG Hollands Midden
Hieronder staan de interne beleidsstukken die onderdeel vormen van het Normenkader rechtmatigheid RDOG Hollands Midden. Deze stukken zijn door het Algemeen Bestuur vastgesteld.
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
- 9.
- 10.
- 11.
- 12.
- 13.
- 14.
- 15.
- 16.
- 17.
- 18.
- 19.
- 20.
- 21.
- 22.
- 23.
- 24.
- 25.
- 26.
- 27.
Deze Bijlage bij het Normenkader rechtmatigheid treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur, gehouden op woensdag 28 maart 2018.