Ga naar de inhoud

Verordening van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden houdende regels omtrent de organisatie Organisatieverordening RDOG Hollands Midden

Publicatiedatum:
vrijdag 15 maart 2019
Originele publicatie downloaden:
Download het PDF bestand
Type bekendmaking:
Verordeningen



Verordening van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden houdende regels omtrent de organisatie Organisatieverordening RDOG Hollands Midden

[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke bekendmaking is op 11 juli 2016 beschikbaar via Blad gemeenschappelijke regeling 2016, 347.]

 

Het algemeen bestuur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden (RDOG HM)

 

Overwegende dat de vorming van de RDOG HM per 01 januari 2006 is ingegeven door:

  • 1.

    Landelijke ontwikkelingen die congruentie van GGD’en met veiligheidsregio veronderstellen;

  • 2.

    Het aangaan van een Gemeenschappelijke Regeling Brandweer/GHOR Hollands Midden, waaraan de Gemeenschappelijke Regeling RDOG HM complementair is;

  • 3.

    De meerwaarde van het op regionaal niveau uitvoeren van bepaalde activiteiten van beide GGD’en;

  • 4.

    Het onder één bestuur en één directie brengen van de coördinatie van de uitvoering van de deelplannen 12a, 12b, 13 en 24 en de daadwerkelijke uitvoering van deze deelplannen voor zover opgedragen aan GGD’en en ambulancediensten.

Gelet op het tweede lid van artikel 103 en artikel 159 van de Gemeentewet en mede gelet op de gemeenschappelijke regeling RDOG HM

 

En gegeven de organisatorische wijzigingen per januari 2010 zoals in gang gezet door de directie RDOG HM

 

Besluit

 

Vast te stellen de hoofdstukken 1, 2 en 3 van de Organisatieverordening RDOG HM .

 

Deze organisatieverordening bestaat uit de volgende afzonderlijk leesbare onderdelen:

  • 1.

    De beschrijving van de inrichting van RDOG HM,

  • 2.

    Het directiestatuut RDOG HM ,

  • 3.

    De mandateringsregeling RDOG HM,

  • 4.

    Een Managementstatuut per sector van de RDOG HM .

    • 4.1

      Managementstatuut GGD Hollands Midden zoals van toepassing op de sectoren Algemene Gezondheidszorg, Publieke Zorg voor de Jeugd en Epidemiologie en gezondheidsbevordering.

    • 4.2

      Managementstatuut GHOR Hollands Midden

    • 4.3

      Managementstatuut RAD Hollands Midden

De aanpassingen in de organisatieverordening RDOG HM treden in werking met ingang van 1 januari 2010

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 2009.

 

 

 

Voorzitter AB RDOG HM

 

 

 

Secretaris RDOG HM

 

1 De inrichting van de RDOG HM

1.1 Organisatie structuur

Met betrekking tot de structuur van de Regionale Dienst Openbare gezondheidszorg gelden de volgende afspraken:

 

  • a)

    De organisatie Regionale Dienst Openbare gezondheidszorg, verder te noemen RDOG HM is zoveel mogelijk procesgericht ingericht.

  • b)

    De ambtelijke organisatie van de RDOG HM wordt ingedeeld in organisatorische eenheden, die worden aangeduid als "sectoren" en "(staf)afdelingen". Het geheel van de onderdelen van de RDOG HM wordt aangeduid als concern.

  • c)

    Er is een concerndirectie bestaande uit een minimaal een Algemeen Directeur en zo nodig één of meer directieleden.

  • d)

    Elke sector wordt aangestuurd door een sectormanager. Binnen een sector met meerdere managers kan een managementteam worden gevormd bestaande uit de sectormanager en de afdelings- of clustermanagers.

  • e)

    Het dagelijks bestuur van de RDOG HM kan, op voorstel van de concerndirectie, nadere besluiten nemen over de inrichting van de organisatie. Deze besluiten kunnen betrekking hebben op het aantal en de taken van de sectoren.

  • f)

    Het dagelijks beheer van de stafafdelingen is, onder verantwoordelijkheid van de directie, opgedragen aan de manager FAZ en de manager PO&C.

1.2 Organogram

De organisatie structuur is verder uitgewerkt in twee figuren

1.3 De ondersteunende afdelingen

  • a)

    De managers van de ondersteunende afdelingen zijn verantwoordelijk voor de instelling en instandhouding van de infrastructuur van de administratieve organisatie, in overleg met de managers van de sectoren en ter vaststelling door de directie RDOG HM.

  • b)

    De ondersteunende afdelingen bieden de instrumenten aan de verschillende managementlagen met betrekking tot personeelsbeleid, financieel beleid en de planning- en controlcyclus.

  • c)

    Aard, omvang en moment van de te leveren ondersteuning worden in nader uit te werken documenten vastgelegd.

  • d)

    Bij capaciteitsgebrek op een moment dat er onmiddellijk actie moet worden ondernomen worden de prioriteiten, op advies van de managers van de ondersteunende afdelingen en de betrokken sectormanagers, bepaald door de directie RDOG HM.

  • e)

    De verschillende sectormanagers hebben inspraak op de uitvoering van de normale werkzaamheden van de ondersteunende afdelingen via de werkprocesbeschrijvingen die in het kader van het kwaliteitsbeleid zijn of worden opgesteld.

1.4 De controller RDOG HM

  • a)

    De controller is verantwoordelijk voor het opstellen van de programmabegroting, voor de kaders voor de productbegroting, en voor de bestuursrapportages.

  • b)

    De controller voorziet alle voorstellen aan het dagelijks bestuur voor zover deze financiële gevolgen hebben van een advies.

  • c)

    Als er overwegingen zijn voor de controller tot het maken van opmerkingen doet hij daarvan -na overleg met de directie- mededeling aan het dagelijks bestuur.

  • d)

    De controller adviseert directie en managers over de bedrijfsvoering van de RDOG HM als geheel.

  • e)

    De controller heeft het recht bij alle medewerkers van de RDOG HM alle inlichtingen in te winnen die hij nodig acht om zijn taak te kunnen vervullen.

1.5 Begroting en financieel beheer

  • a)

    De manager FAZ zorgt voor een goed beheer van de inkomende en uitgaande geldstromen.

  • b)

    De vaststelling van de jaarrekening strekt tot decharge van de manager FAZ, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.

  • c)

    Aanvullende verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot het financieel beheer van de RDOG HM en de wijze van interne en tussentijdse toetsing zijn vastgelegd in het treasury statuut RDOG HM , de financiële verordening RDOG HM en de controle verordening RDOG HM .

Figuur 1 Organogram RDOG HM

2 Directiestatuut RDOG HM

 

Preambule

Het directiestatuut regelt de verhouding tussen enerzijds de directie en anderzijds het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en bestuurscommissies en het beschrijft de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directie, voor zover deze niet in de Gemeenschappelijke Regeling RDOG HM zijn beschreven. Gelet op het principe van een collegiale directie zijn in het directiestatuut de instructie als bedoeld in artikel 23 lid 4 en de beschrijving van taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 23 lid 5 van de Regeling geïntegreerd. Het directiestatuut bevat tevens de instructie zoals bedoeld in artikel 21 lid 6 van de Regeling.

Artikel 1: Begrippen

  • 1.1

    Regeling: de gemeenschappelijke regeling tot de instelling en instandhouding van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden per 1 januari 2006 (RDOG HM ).

  • 1.2

    Algemeen Bestuur: het orgaan als genoemd en beschreven in artikel 8 van de Regeling.

  • 1.3

    Dagelijks Bestuur: het orgaan als genoemd en beschreven in artikel 14 van de Regeling.

  • 1.4

    Bestuurscommissie(s): de bestuurscommissie ex artikel 25 WGR zoals ingesteld op basis van artikel 19 van de Regeling;

  • 1.5

    Directie: de personen die op grond van artikel 23 lid 1 en 3 van de Regeling zijn aangesteld voor de bedrijfsvoering en dagelijkse leiding van de RDOG HM .

  • 1.6

    Deelnemers: de gemeenten die als deelnemer in de Regeling participeren.

  • 1.7

    Afnemers: de organisaties (waaronder de individuele gemeenten), instellingen of individuen die op contractbasis diensten afnemen van de RDOG HM .

  • 1.8

    Ambtelijk overleg gemeenten/GGD : het gezamenlijk overleg van beleidsambtenaren volksgezondheid in dienst bij de deelnemers met beleidsmedewerkers van de GGD.

Artikel 2: Takenpakket

Het takenpakket van de RDOG HM kent zeven onderdelen:

  • 2.1

    Wettelijk uniforme regionale taken: taken die binnen het wettelijke pakket op grond van artikel 5 lid 1 van de Regeling door alle deelnemers onder gelijke voorwaarden worden afgenomen.

  • 2.2

    Wettelijk uniforme subregionale taken: taken die binnen het wettelijke pakket op grond van artikel 5 lid 1 van de Regeling door alle deelnemers in het werkgebied van een bestuurscommissie onder gelijke voorwaarden worden afgenomen.

  • 2.3

    Het ambulancevervoer als bedoeld in artikel 1 van de Wet ambulancevervoer en het daartoe verwerven van een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Ambulancevervoer dan wel het overeenkomstig artikel 3 van de ontwerpwet ambulancezorg zorgdragen voor het daadwerkelijk verlenen of doen verlenen van ambulancezorg;

  • 2.4

    In opdracht van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Hollands Midden en op basis van een desbetreffende dienstverleningsovereenkomst zorgdragen voor de daadwerkelijke geneeskundige hulpverlening als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de voorbereiding daarop en in dat kader zorg te dragen voor de totstandkoming van afspraken, die nodig zijn voor een doelmatige geneeskundige hulpverlening;

  • 2.5

    Uitvoering te geven aan hetgeen bepaald is in de paragrafen 1 en 2 van Hoofdstuk 4 van de Wet kinderopvang indien en voor zover daartoe opdracht van een of meer deelnemende gemeenten is verkregen;

  • 2.6

    Wettelijk flexibel deel: taken binnen het wettelijk pakket, die op basis van bilaterale afspraken tussen gemeente en RDOG HM inhoudelijk wordt ingevuld. Deze taken vragen geen aanvullende financiering.

  • 2.7

    Aanvullende diensten (regionaal of subregionaal):

    • o

      Taken die worden uitgevoerd op grond van artikel 5 lid 1 van de Regeling, maar door de gemeenten facultatief kunnen worden afgenomen. De gemeenten betalen daartoe een aanvullende vergoeding aan de GGD.

    • o

      Taken die op grond van artikel 5 lid 5 van de RDOG HM worden afgenomen; De cliënten/opdrachtgevers anders dan gemeenten betalen daarvoor een marktconforme vergoeding.

    • o

      Projecten: taken die op basis van een subsidie van derden voor een eindige periode worden uitgevoerd.

Artikel 3: Directie en directievergaderingen

  • 3.1

    De RDOG HM kent een collegiale directie, bestaande uit de algemeen directeur en een directeur.

  • 3.2

    Het Dagelijks Bestuur regelt de bevoegdheden en taken van de leden van de directie, voor zover de regeling en het directiestatuut hierin niet voorzien.

  • 3.3

    Eén van de leden van de directie is tevens Regionaal Geneeskundig Functionaris.

  • 3.4

    De leden van de directie vervangen elkaar, met inbegrip van de vervanging als bedoeld in artikel 21 lid 5 van de Regeling.

    Bij afwezigheid van de hele directie wijst de directie een manager van de RDOG HM aan die in haar bevoegdheden treedt. Laat de directie dit na, dan treedt de manager PO&C in de bevoegdheden van de directie, tenzij het Dagelijks Bestuur anders besluit.

  • 3.5

    De directie vergadert regelmatig op vastgestelde tijden. Van de vergaderingen van de directie wordt een besluitenlijst gemaakt. Deze besluitenlijst is toegankelijk voor bestuur en medewerkers van de RDOG HM . Onderdelen van de besluitenlijst die betrekking hebben op medewerkers zijn niet toegankelijk voor medewerkers van de RDOG HM .

  • 3.6

    De directie kan medewerkers van de RDOG HM uitnodigen de vergaderingen bij te wonen op geleide van de agendapunten van de betreffende vergadering.

  • 3.7

    Bij het staken van de stemmen in een directievergadering beslist de algemeen directeur. In die situatie kan het andere lid van de directie zijn standpunt communiceren met het dagelijks bestuur.

Artikel 4: Meerjarenprogramma

  • 4.1

    De directie stelt één keer per vier jaar een concept meerjarenprogramma op dat inzichtelijk maakt, welke activiteiten de RDOG HM in de komende vier jaar kan uitvoeren voor alle in artikel 2 genoemde onderdelen.

  • 4.2

    In de financiële paragraaf van het meerjarenprogramma geeft de directie een prognose van de middelen die voor de uitvoering van het wettelijk uniforme pakket en voor het flexibel in te vullen deel daarbinnen in de benoemde periode worden ingezet.

  • 4.3

    Het algemeen bestuur stelt het meerjarenprogramma vast voor een duur van vier jaar.

  • 4.4

    De directie consulteert bij de voorbereiding van het meerjarenprogramma het ambtelijk overleg.

  • 4.5

    De directie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma.

  • 4.6

    De directie voegt een advies van het ambtelijk overleg bij haar voorstel voor de inhoud van het meerjarenprogramma

  • 4.7

    De directie draagt zorg voor de samenhang tussen de in artikel 2 genoemde onderdelen.

  • 4.8

    Voor het deel van het meerjarenprogramma dat betrekking heeft op de sector RAD worden de overleg- en besluitvormingsprocedures gevolgd, die zijn bepaald door de Wet Ambulancevervoer en de overige regelgeving voor deze sector.

Artikel 5: Jaarprogramma

  • 5.1

    De directie stelt ieder jaar een conceptprogramma op, waarin alle voorzienbare activiteiten van de RDOG HM voor het komende jaar zijn vastgelegd.

  • 5.2

    Het programma wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. De bestuurscommissies adviseren het algemeen bestuur over de subregionale onderdelen van het programma.

  • 5.3

    Het programma is de basis van de begroting van de RDOG HM en wordt gelijk met de begroting aan het dagelijks bestuur aangeboden.

Artikel 6: Bepaling inhoud dienstverlening

  • 6.1

    De directie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken binnen de vastgestelde kaders.

  • 6.2

    Het algemeen bestuur stelt vast welke activiteiten door de RDOG HM als aanvullende dienst tegen de bijbehorende wijze van kostprijsberekening aan de afzonderlijke gemeenten worden aangeboden.

  • 6.3

    Het dagelijks bestuur beslist op voorstel van de directie welke aanvullende diensten door de RDOG HM aan cliënten of opdrachtgevers anders dan gemeenten worden aangeboden.

  • 6.4

    De directie is door het dagelijks bestuur gemandateerd om binnen de vastgestelde kaders afspraken te maken met de afnemers van aanvullende diensten over de aard, omvang en prijs voor de dienstverlening.

  • 6.5

    Het dagelijks bestuur besluit de uitvoering van een aanvullende dienst te beëindigen wanneer uit rapportages blijkt dat de uitvoering van deze taak niet langer toegevoegde waarde heeft of zich op slechte wijze verhoudt met de verantwoordelijkheid van het bestuur voor de wettelijke opdracht.

Artikel 7: Uitgaven

  • 7.1

    De directie is bevoegd uitgaven te doen die zijn voorzien in de vastgestelde begroting.

Artikel 8: Personeel en inspraak

  • 8.1

    Het dagelijks bestuur mandateert de bevoegdheid voor het benoemen, schorsen en ontslaan van personeel aan de directie.

  • 8.2

    De directie treedt op als bestuurder voor de ondernemingsraad in de zin van artikel 1 van de Wet op de Ondernemingsraden.

  • 8.3

    In het geval de Ondernemingsraad besluit tot de instelling van een onderdeelcommissie of ondernemingsraad voor een bepaalde sector, kan de directie andere medewerkers van de RDOG HM mandateren als bestuurder in de zin van artikel 1 van de WOR te fungeren.

  • 8.4

    De directie kan zich in een overlegvergadering laten bijstaan door één of meer gespecialiseerde functionarissen werkzaam bij of voor de RDOG HM .

Artikel 9: Verantwoording

  • 9.1

    De directie legt periodiek verantwoording af aan het dagelijks bestuur over de uitvoering van de taken, inclusief een financiële verantwoording.

  • 9.2

    De directie maakt bij de verantwoording over aanvullende diensten inzichtelijk in welke mate de uitvoering van de taken ondersteunend is aan de (kwaliteit en de) kosten van de uitvoering van de wettelijke taken.

  • 9.3

    Voor de verantwoording van de uitgevoerde taken, inclusief de financiële verantwoording op het gebied van ambulancezorg worden tevens de overleg- en besluitvormingsprocedures gevolgd, die zijn bepaald door de Wet Ambulancevervoer en de overige regelgeving voor deze sector.

Artikel 10: Administratie

  • 10.1

    De directie draagt zorg voor een adequate bedrijfsadministratie, die in ieder geval voldoet aan de wettelijke eisen en aan de hierna volgende eisen.

  • 10.2

    De begroting wordt zodanig ingericht, dat voor de taakonderdelen de kosten op productniveau inzichtelijk zijn.

  • 10.3

    De uitvoeringskosten voor de verschillende taakonderdelen worden op basis van directe kostentoerekening en een registratie van de inzet van de medewerkers toegerekend aan de producten.

  • 10.4

    De kosten van overhead benodigd voor de uitvoering van de taken genoemd in artikel 2 lid 1 tot en met 6 worden toegerekend aan de directe uitvoeringskosten voor deze taken.

  • 10.5

    De investeringen in overhead of ander ondersteunend personeel, uitsluitend benodigd voor de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 2 lid 7 tot en met 9 worden toegerekend aan de gezamenlijkeaanvullende diensten.

  • 10.6

    De directie draagt zorg voor het continu verbeteren van de beleids- en beheersinstrumenten zoals daar zijn de begroting, de rekening, de maraps, het meerjarenprogramma en de jaarprogramma’s.

  • 10.7

    De administratie voldoet aan de eisen die voor wat betreft de sector RAD door de CTG-richtlijnen worden gesteld.

Artikel 11: Reservevorming

  • 11.1

    Wanneer de werkelijke inkomsten uit de dienstverlening hoger zijn dan de werkelijke kosten dan worden de meeropbrengsten toegevoegd aan de gelabelde reserve.

  • 11.2

    De administratie maakt een onderscheid tussen een “Algemene reserve”, en een “Reserve aanvullende diensten”. Bij producten, bedoeld in artikel 2 lid 2 en producten, bedoeld in artikel 2 lid 5 tot en met 9, voorzover deze producten worden aangeboden in het werkgebied van één bestuurscommissie, worden gelabelde reserves voor de betreffende subregio onderscheiden.

  • 11.3

    Overheveling van reserves vindt alleen plaats na instemming van het dagelijks bestuur, met inachtneming van de eisen die door regelgeving op het gebied van rechtmatigheid worden gesteld .

  • 11.4

    Reserves hebben ten doel een buffer te vormen voor tegenvallende resultaten bij dat taakonderdeel in de volgende jaren.

  • 11.5

    Het algemeen bestuur bepaalt de voorwaarden waaronder de reserves kunnen worden gevormd (inclusief de plafonds daarvoor) en aangewend.

Artikel 12: Voorbereiding vergadering bestuur en bestuurscommissies

  • 12.1

    Met inachtneming van de verantwoordelijkheden van de secretaris als bedoeld in artikel 21 en 22 van de Regeling worden de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur voorbereid door de directie.

  • 12.2

    Artikel 21 lid 4 van de regeling (aanwezigheid bij vergaderingen AB en DB) is van toepassing op beide leden van de directie.

  • 12.3

    De vergaderingen van de bestuurscommissie worden voorbereid door het lid van de directie, dat is aangewezen als secretaris van de betreffende besturscommissie.

  • 12.4

    De directie kan zich tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de bestuurscommissies laten bijstaan door medewerkers van de organisatie, tenzij het betreffende bestuursorgaan in concrete gevallen anders besluit.

Artikel 13: Communicatie met gemeenten

  • 13.1

    De directie bereidt het meerjarenprogramma van de RDOG HM voor in samenspraak met het ambtelijk overleg.

  • 13.2

    Voor de invulling van het jaarprogramma stelt het dagelijks bestuur een procedure vast, waarin is gegarandeerd dat de gemeenten vroegtijdig worden gehoord over de voorgenomen invulling.

  • 13.3

    De directie informeert de gemeenten over de belangrijke ontwikkelingen in de gezondheidssituatie en brengt advies uit over de consequenties van deze ontwikkelingen voor het door de gemeenten te voeren beleid.

  • 13.4

    Bij belangrijke inhoudelijke ontwikkelingen organiseert de directie themabijeenkomsten voor bestuurders en ambtenaren om nadere toelichting of inzichten te bieden.

3 Mandateringsregeling RDOG HM

 

Toelichting

Er zijn twee verschillende niveaus binnen de RDOG HM waarop bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden toegewezen.

 

A) De verhouding tussen het bestuur en de directie:

De verhouding tussen bestuur en directie is vastgelegd in de gemeenschappelijke regelingen, en het directiestatuut. Veel van de elementen uit deze documenten volgen uit wettelijke regelingen als de Wet op de Gemeenschappelijke Regelingen, de wet Algemeen Bestuursrecht en specifieke wetgeving als bijvoorbeeld de WOR.

 

B) De verhouding tussen de directie en de sectormanagers of de managers van de ondersteunende diensten

Uitgangspunt is dat de bedrijfsvoering van de RDOG HM stoelt op integraal management. De precieze invulling van het begrip Integraal Management is beschreven in een managementstatuut per sector van het RDOG HM . Het gaat om de volgende documenten:

 

  • 1)

    Het managementstatuut GGD Hollands Midden. Dit is van toepassing op de sectoren PZJ, AGZ en EGB.

  • 2)

    Het managementstatuut GHOR Hollands Midden

  • 3)

    Het managementstatuut RAD Hollands Midden

Inhoud regeling

Deze mandateringsregeling kent de volgende onderdelen:

  • A)

    Verantwoordelijkheden en bevoegdheden m.b.t. de Beleid en Begrotingscyclus

  • B)

    Beperkingen mandaat directie afgeleid uit de GR

Bij onduidelijkheden over de interpretatie van een mandaat beslist de directie RDOG HM over de interpretatie van de afspraken, tenzij uit de gemeenschappelijke regeling of specifieke wetgeving blijkt dat het Dagelijks bestuur of het Algemeen Bestuur meer bevoegd is.

 

 

A) Verantwoordelijkheden en bevoegdheden m.b.t. de Beleid en Begrotingscyclus

   

Algemeen Bestuur

Dagelijks Bestuur

Bestuurs-commissies

Directie

Sectormanagers

Planning van de planning- en controle cyclus

 

 

 

Vaststelling

 

 

Meerjarenprogrammaplan RDOG HM

Vaststellen

Advies aan AB

Advies aan AB

- Vaststelling concept

- Verantwoordelijk uitvoering

Aanleveren informatie tbv de sector

Jaarwerkplan of jaarprogramma RDOG HM

Vaststelling

Advies aan AB

Advies aan AB

- Vaststelling concept

- Advies aan DB

 

Verantwoordelijk samenhang

Aanleveren Jaarwerkplannen

 

Uitvoering deelplannen

Begroting RDOG HM en begrotingswijzigingen

Vaststelling

-vaststelling ontwerp

- Advies aan AB

Advies aan AB

Vaststelling concept

Aanleveren informatie en evt voorstellen

Programmarekening RDOG HM incl. voorstel resultaatbestemming

Vaststelling

Advies aan AB

Advies aan AB

- Vaststelling concept - Advies aan DB

Aanleveren informatie tbv de sector

Programmaverslag RDOG HM

Vaststelling

Advies aan AB

Advies aan AB

- Vaststelling concept - Advies aan DB

Aanleveren sectorverslag

Managementsrapportages RDOG HM

-

Toetsing

-

- Vaststelling concept - Advies aan DB

Aanleveren informatie sector

 

B) Besluitvorming afgeleid uit de Gemeenschappelijke Regeling RDOG HM

   

Algemeen Bestuur

Dagelijks Bestuur

Bestuurs-commissie

Directie

Sectormanagers

Inwerkingtreding wijziging,

Opheffing toe- en uittreding

Gemeenschappelijke Regeling

Besluit

Advies aan AB

-

Voorbereiding

-

Instelling bestuurscommissies ex art 19 GR

Besluit

Advies

-

Advies

-

Vaststellen of wijzigen verordeningen

Besluit

Advies aan AB

Advies aan AB

Vaststelling concept

-

Het oprichten en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelname daaraan

Besluit

Advies

-

Voorstel aan DB

Voorstel aan directie

Het voeren van rechtsgedingen of het berusten in rechtsvordering

 

Besluit

 

Advies aan DB

Advies aan directie

Contracteren van afnemers aanvullende taken

 

 

 

Besluit

Voorbereiding

Beëindiging

Aanvullende taken

 

Besluit

 

Voorbereiding

 

Overheveling reserves en aanwending reserves

Besluit

Advies aan AB

Advies aan AB

- Advies aan DB

Voorbereiding

Artikel 28 WGR

Besluit

Advies aan AB

 

- Advies aan DB

Uitvoering

 

Het doen van uitgaven buiten de begroting

 

Besluit

 

Voorbereiding

Voorstel aan de directie

Benoeming, schorsing, ontslag Algemeen Directeur

Besluit

Advies aan AB

-

-

Advies aan AB

Benoeming, schorsing, ontslag andere leden directie

-

Besluit

-

-

Advies aan DB

Aanstelling sectormanagers

 

 

 

Besluit

Voorbereiding

Aanstelling personeelsleden binnen kaders begroting

 

 

 

 

Besluit

Schorsing en ontslag personeelsleden

 

 

 

Besluit

 

Ontslag op eigen verzoek

 

 

 

 

Toetsing

Optreden als bestuurder in zin van de WOR

 

 

 

Besluit

Voor eventuele onderdeel-commissie

 

4 Managementstatuten sectoren RDOG HM

 

Elke sector binnen de RDOG HM beschikt over een eigen managementstatuut.

  • 4.1

    Beschrijft het managementstatuut GGD Hollands Midden zoals van toepassing op AGZ, PZJ en EGB

  • 4.2

    Beschrijft het managementstatuut GHOR.

  • 4.3

    Beschrijft het managementstatuut RAD

De RDOG HM beschikt in beginsel over deze drie managementstatuten omdat:

  • Er grote verschillen bestaan in de aard van het werk van de verschillende sectoren

  • Er grote verschillen bestaan in de omvang van de sectoren, waardoor het aantal managementlagen niet in elke sector vergelijkbaar is.

4.1 Managementstatuut GGD Hollands Midden

 

PREAMBULE

Per 1 januari 2006 is de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden opgericht (RDOG HM). Daarin zijn de Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst Hollands Midden (GGD HM), de Regionale Ambulance Dienst Hollands Midden (RADHM), en het bureau Gemeenschappelijke Hulp bij Ongevallen en Rampen Hollands Midden (GHOR HM) ondergebracht.

 

In dit managementstatuut zijn een aantal uitgangspunten en afspraken over de aansturing van de GGD Hollands Midden vastgelegd. De GGD Hollands Midden omvat 3 sectoren van de RDOG HM;

  • o

    Algemene GezondheidsZorg (AGZ),

  • o

    Epidemiologie, Gezondheidsbevordering en Beleid (EGB)

  • o

    Publieke Zorg voor de jeugd (PZJ).

Tesamen worden deze sectoren aangeduid als GGD HM.

Artikel 1: Integraal management

  • 1.1

    De bedrijfsvoering van de RDOG HM stoelt op integraal management met als hoofdkenmerken:

    • -

      klantgerichtheid;

    • -

      sturing op resultaten: kwantiteit, kwaliteit en maatschappelijk effect;

    • -

      verantwoordelijkheid voor beleidsvoorbereiding en -uitvoering.

  • 1.2

    Integraal management wordt binnen de GGD Hollands Midden gedefinieerd als “het beschikken over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die noodzakelijk zijn om de uit te voeren primaire processen te effectueren, binnen de kaders die door bestuur en directie worden vastgesteld.”

  • 1.3

    De kaders voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de dienstverlening zijn of worden vastgelegd in een kwaliteitssysteem overeenkomstig de Kwaliteitswet Zorginstellingen.

Artikel 2: Sectormanagement

  • 2.1

    Elke sector wordt aangestuurd door minimaal één sectormanager. Omdat er sectoren zijn met twee sectormanagers wordt er in dit managementstatuut gesproken over sectormanagement.

  • 2.2

    Het sectormanagement is belast met de integrale leiding van zijn organisatieonderdeel en is als zodanig ondergeschikt aan de directie RDOG HM.

  • 2.3

    Het sectormanagement is als budgethouder verantwoordelijk voor de besteding van de aan hem toegewezen budgetten. Als er meerdere sectormanagers zijn in een sector is in de productbegroting GGD HM het budgethouderschap op productniveau vastgelegd.

  • 2.4

    Het sectormanagement is bevoegd:

    • tot het nemen van alle maatregelen die hij nodig acht voor de uitvoering van de aan zijn sector opgedragen taken;

    • tot het doen van uitgaven voor zijn sector binnen de vastgestelde begroting;

    • tot het aanwijzen van een budgetbeheerder voor een product, die dan als enige en namens het sectormanagement verplichtingen kan aangaan voor dat product.

  • 2.5

    Het sectormanagement rapporteert periodiek over de kwantiteit en kwaliteit van de door zijn sector geleverde producten in relatie met de begroting en andere plannen. Dit overeenkomstig de door de directie RDOG HM vastgestelde systematiek.

Artikel 3: De clustermanager

  • 3.1

    De GGD HM kent de mogelijkheid om binnen een sector afdelingen of clusters te onderscheiden met een eigen manager. Deze afdelingen of clusters kunnen gebaseerd zijn op een regionale of functionele indeling.

  • 3.2

    Als er een afdelings- of clustermanager is aangesteld, is deze manager belast met de dagelijkse leiding van zijn afdeling of cluster en is als zodanig ondergeschikt aan het sectormanagement,

  • 3.3

    De precieze verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de aansturing van een afdeling of cluster worden vastgelegd in de functiebeschrijving van de betreffende manager.

  • 3.4

    De afdelings- of clustermanager rapporteert periodiek over de kwantiteit en kwaliteit van de door zijn cluster geleverde producten in relatie met de begroting en andere plannen aan het sectormanagement.

Artikel 4: Overlegvormen

  • 4.1

    Er is een overleg tussen alle managers van een sector dat met een vastgestelde frequentie plaatsvindt.

  • 4.2

    De sectormanagers nemen deel aan de verschillende overleggen, zoals vastgelegd in de notitie interne overlegvormen RDOG HM.

Artikel 5: De medische verantwoordelijkheid

  • 5.1

    Iedere medische of verpleegkundige beroepsbeoefenaar is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen medisch en/of verpleegkundig handelen.

  • 5.2

    Er zijn beperkingen gesteld aan het integraal management waar het betrekking heeft op het medisch inhoudelijk handelen van de verschillende medische of verpleegkundige beroepsbeoefenaren. Dit is uitgewerkt in de artikelen 5.3 t/m 5.6.

  • 5.3

    Het sectormanagement is binnen zijn sector verantwoordelijk voor:

    • a.

      het vaststellen en actualiseren van protocollen voor de geneeskundige handelingen, (evt na goedkeuring door medisch adviseur van de afdeling).

    • b.

      het aanwezig zijn van voldoende randvoorwaarden zodat de medewerkers verantwoorde en doelmatige zorg kunnen leveren;

    • c.

      het werken volgens protocollen door de medewerkers en het toezicht hierop;

    • d.

      het bekwaam zijn van de medewerkers voor het uitvoeren van voorbehouden handelingen;

    • e.

      het minstens een maal per drie jaar opstellen en ondertekenen van gedateerde bekwaamheidsverklaringen.

  • 5.4

    Als de manager van een sector waarin geneeskundige handelingen worden verricht geen medicus is, wijst de directie RDOG HM voor die sector een medisch adviseur die de taken uitvoert onder lid 2 onder c, d en e.

  • 5.5

    De medisch adviseur kan het sectormanagement adviseren om een medewerker te schorsen die volgens hem niet bekwaam is en stuurt dit advies dan ook aan de directie RDOG HM .

  • 5.6

    De medisch adviseur adviseert het sectormanagement over punten op het terrein van het medisch en verpleegkundig handelen die niet zijn opgenomen in dit artikel.

  • 5.7

    De directie RDOG HM kan nadere regels stellen over de verantwoordelijkheden voor het geneeskundig handelen in een of meer sectoren.

Artikel 6: Ondersteunende diensten

  • 6.1

    Sector- , afdelings- en clustermanagers maken gebruik van de diensten zoals die worden geleverd door de ondersteunende afdelingen PO&C en FAZ. Het extern inkopen van diensten die in principe ook door FAZ en PO&C geleverd kunnen worden, gebeurt pas nadat deze afdelingen hebben aangeven dat zij niet kunnen voldoen aan een specifiek verzoek en na een akkoord van de directie RDOG HM .

Artikel 7: Algemene bepalingen

  • 7.1

    Bij strijdigheid van de inhoud van dit managementstatuut GGD Hollands Midden en het directiestatuut RDOG HM , prevaleert het directiestatuut RDOG HM .

  • 7.2

    Dit managementstatuut wordt vastgesteld door een besluit van het DB van de RDOG HM

4.2 Managementstatuut sector GHOR Hollands Midden

 

PREAMBULE

Per 1 januari 2006 is de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden opgericht (RDOG HM). Daarin zijn de GGD Zuid Holland Noord, de GGD Midden Holland, de Regionale Ambulance Dienst (RAD), en het bureau Gemeenschappelijke Hulp bij Ongevallen en Rampen Hollands Midden (GHOR) ondergebracht.

In dit document zijn een aantal uitgangspunten en afspraken over de aansturing van de sector GHOR Hollands Midden van de RDOG HM vastgelegd.

 

Artikel 1: Integraal managent

  • 1.1

    De bedrijfsvoering van het GHOR bureau stoelt op integraal management

  • 1.2

    Integraal management wordt binnen de sector GHOR gedefinieerd als “het beschikken over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die noodzakelijk zijn om de uit te voeren primaire processen te effectueren, binnen de kaders die door bestuur en directie worden vastgesteld.”

  • 1.3

    De kaders voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de dienstverlening zijn of worden vastgelegd in een kwaliteitssysteem overeenkomstig de Kwaliteitswet Zorginstellingen.

Artikel 2: De RGF

  • 2.1

    De taken en verantwoordelijkheden van de RGF zijn verder uitgewerkt in een Ambtsinstructie Regionaal Geneeskundig Functionaris Hollands Midden.

Artikel 3: hoofd GHOR- bureau

  • 3.1

    Het hoofd GHOR bureau is belast met de integrale leiding van het GHOR bureau en is als zodanig ondergeschikt aan de RGF.

  • 3.2

    Het hoofd GHOR bureau is als budgethouder verantwoordelijk voor de besteding van de aan haar toegewezen budgetten.

  • 3.3

    Het hoofd GHOR bureau is bevoegd:

    • tot het nemen van alle maatregelen die zij nodig acht voor de uitvoering van de aan het GHOR bureau opgedragen taken;

    • tot het doen van uitgaven voor het GHOR bureau binnen de vastgestelde begroting;

    • tot het aanwijzen van een budgetbeheerder voor een product, die dan als enige en namens het hoofd GHOR bureau verplichtingen kan aangaan voor dat product.

  • 3.4

    Het hoofd GHOR bureau rapporteert periodiek over de kwantiteit en kwaliteit van de door het GHOR bureau geleverde producten in relatie met de begroting en andere plannen. Dit overeenkomstig de door de directie RDOG HM vastgestelde systematiek.

Artikel 4: Overlegvormen

  • 4.1

    Er is een overleg tussen het hoofd GHOR bureau met de RGF dat met een vastgestelde frequentie plaatsvindt.

  • 4.2

    Het hoofd GHOR bureau neemt deel aan de verschillende sectoroverstijgende overleggen, zoals vastgelegd in de notitie interne overlegvormen RDOG HM .

Artikel 5: Ondersteunende diensten

  • 5.1

    De sector GHOR maakt gebruik van de diensten zoals die worden geleverd door de ondersteunende afdelingen PO&C en FAZ. Het extern inkopen van diensten die in principe ook door FAZ en PO&C geleverd kunnen worden gebeurt pas nadat deze afdelingen hebben aangeven dat zij niet kunnen voldoen aan een specifiek verzoek en na een akkoord van de directie RDOG HM .

Artikel 6: Algemene bepalingen

  • 6.1

    Bij strijdigheid van de inhoud van dit managementstatuut GHOR en het directiestatuut RDOG HM , prevaleert het directiestatuut RDOG HM .

  • 6.2

    Dit managementstatuut wordt vastgesteld door een besluit van het DB van de RDOG HM

4.3 Managementstatuut sector RAD

PREAMBULE

  • a)

    Per 1 januari 2006 wordt in het leven geroepen de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden (RDOG HM ). Daarin worden samengebracht de Regionale Ambulance Dienst (RAD), het bureau Gemeenschappelijke Hulp bij Ongevallen en Rampen Hollands Midden (GHOR) en de GGD’en voor het gebied Hollands Midden. Deze samenbrenging geschiedt onder gelijktijdige opheffing van de gemeenschappelijke regelingen waarin de betreffende diensten oorspronkelijk waren ondergebracht. Op deze wijze wordt getracht te komen tot een sterke, coherente “Witte Kolom”

  • b)

    De RDOG HM kent één tweehoofdige directie. De Algemeen Directeur stuurt de Algemeen Manager RAD aan. Het GHOR-bureau heeft een bureauhoofd en valt onder de RGF, die deel uitmaakt van de RDOG HM -directie.

  • c)

    De sector RAD wordt, net als de rest van de organisatie, op basis van het principe van integraal management door de Algemeen Manager RAD aangestuurd. Integraal management wordt hierbij omschreven als: het beschikken over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die noodzakelijk zijn om de uit te voeren primaire processen te effectueren, binnen de kaders die door bestuur en directie worden vastgesteld.

  • d)

    Partijen onderkennen, dat de RAD qua financiering en qua wet- en regelgeving een op zich zelf staande eenheid is, welke ook als zodanig bestuurd dient te worden. Indien de grenzen tussen de RAD en andere diensten vaag zouden zijn, zal financiering van de RAD in gevaar komen, evenals de mogelijkheid te voldoen aan de wettelijke taken.

  • e)

    In dit Managementstatuut worden de bevoegdheden van de Algemeen Manager RAD omschreven alsmede de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd aan de RDOG HM -directie. Doel van dit document is een managementcontract te creëren tussen de Algemeen Manager RAD en de RDOG HM directie, met rechten en verplichtingen rustend op beiden, alles ten dienste van een sterke, coherente, aanstuurbare Witte Kolom en ambulancedienstverlening die budgettair optimaal is en conform de wettelijke regels.

ARTIKEL 1 Definities

  • 1.

    AB

    Het algemeen bestuur van de RDOG HM

    Arbeidsovereenkomst

    De (ambtenarenrechtelijke) aanstelling welke de basis vormt voor de arbeidsrelatie tussen de RDOG HM en de Algemeen Manager RAD

    Begroting

    De begroting als bedoeld in ARTIKEL 7

    Beleidsplan

    Het beleidsplan als bedoeld in ARTIKEL 6

    DB

    Het Dagelijks Bestuur van de RDOG HM , of zolang de RDOG HM nog niet formeel is gevormd, de leden van de fusiecommissie.

    Managementstatuut

    Dit document

    Mandaat

    Het mandaat als omschreven in ARTIKEL 3

    Partijen

    De RDOG HM -Directie, de Algemeen Manager RAD en het DB

    RAD

    De regionale ambulancedienst voor het gebied Hollands-Midden

    RAD-Bureau

    De huisvesting van het hoofdkantoor van de RAD

    RDOG HM

    De Gemeenschappelijke Regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden

    RDOG -Directie

    De Algemeen Directeur van de RDOG HM , belast met de portefeuille ambulancezorg.

    Algemeen Manager RAD

    De hoogste leidinggevende persoon van de Sector RAD of zijn vervanger

    Sector RAD

    De afdeling van de RDOG HM waarbinnen de RAD wordt aangestuurd en uitgevoerd

    SLA

    Service-Level Agreement, een contract tussen de RAD en een dienst binnen de RDOG HM of daarbuiten, ter borging van bepaalde prestaties

    Gemeenschappelijke Regeling

    De tekst van het constituerende document van de Gemeenschappelijke Regeling RDOG HM en eventuele amendementen daarop

    Wet

    De Wet Ambulancevervoer, de Wet Tarieven Gezondheidszorg en op die wettelijke regeling gebaseerde of daarmee samenhangende regelingen, besluiten, Algemene Maatregelen van Bestuur, Verordeningen, Koninklijke Besluiten, Richtlijnen van het College Tarieven Gezondheidszorg, zijn besluiten e.d.

    Zorgverzekeraars

    Personeel dat namens de zorgverzekeraars onderhandelt over de productie-afspraken RAD.

     

ARTIKEL 2 Samenhang met Gemeenschappelijke Regeling en de Wet

  • 2.1

    De Algemeen Manager RAD en de RDOG HM -Directie zullen bij al hun besluitvorming en uitvoering rekening dienen te houden met de inhoud van de Gemeenschappelijke Regeling, de Wet en besluiten van het DB en/of AB.

  • 2.2

    In geval van strijdigheid van dit Managementstatuut met de Gemeenschappelijke Regeling of de Wet, prevaleert de Gemeenschappelijke Regeling of de Wet.

  • 2.3

    Ingeval van strijdigheid van dit Managementstatuut met enig voorafgaand aan de totstandkoming van dit Managementstatuut genomen besluit van het DB of AB, zal het DB, respectievelijk het AB zo spoedig mogelijk nader besluiten over herziening van danwel het betreffende besluit dan wel dit Managementstatuut.

ARTIKEL 3 Mandaat Algemeen Manager RAD

  • 3.1

    De Algemeen Manager RAD komen die bevoegdheden toe, die worden bepaald door de Randvoorwaarden, de Profielaspecten, het Beleidsplan, Treasury Statuut, financiële verordeningen RDOG HM en de Begroting, als in dit Managementstatuut geformuleerd. Voorzover deze omschrijvingen in concrete gevallen onvoldoende zijn om te bepalen of de Algemeen Manager RAD bevoegd is danwel de behandeling van die concrete gevallen moet worden overgelaten aan de RDOG HM -Driectie, geldt als richtlijn dat de Algemeen Manager RAD binnen de gestelde kaders beslissingsbevoegd is wanneer de aangelegenheid betrekking heeft op het aansturen, functioneren of de financiering van de RAD.

  • 3.2

    Te allen tijde geldt, dat de Algemeen Manager RAD voor zijn handelen verantwoording aflegt aan de RDOG HM -Directie. Dat geschiedt zo veel mogelijk vooraf door de formulering van beleidsplannen en begrotingen. Voorzover deze niet direct of indirect in concrete gevallen voorzien, vindt overleg plaats. De wijze waarop dat geschiedt, wordt geregeld in ARTIKEL 9 (Verticaal overleg).

  • 3.3

    De Algemeen Manager RAD kan op basis van werkafspraken, managementcontracten of SLA’s met organen, functionarissen, afdelingen of diensten binnen en buiten de RDOG HM afspraken maken. De wijze waarop dat geschiedt, wordt geregeld in ARTIKEL 10 (Horizontaal overleg).

  • 3.4

    De Algemeen Manager RAD kan op grond van en binnen de grenzen van het in dit Managementstatuut geformuleerde en uitgewerkte mandaat voor wat betreft RAD-aangelegenheden de RDOG HM in en buiten rechte vertegenwoordigen, verplichtingen aangaan jegens overheidsorganen, zorgverzekeraars, leveranciers, afnemers, medewerkers, vakbonden, etcetera. De RDOG HM -Directie zal op eerste verzoek van de Algemeen Manager RAD een schriftelijke bevestiging verstrekken van dit mandaat, ter overlegging aan derden die daarom vragen.

ARTIKEL 4 Randvoorwaarden

  • 4.1

    De volgende randvoorwaarden gelden voor het handelen van de RDOG HM -Directie en de Algemeen Manager RAD:

    • 4.1.1

      Volledige transparantie van baten en lasten op basis van CTG-richtlijnen en het BBV en geen oneigenlijk allocatie van overheadkosten bij de RAD;

    • 4.1.2

      Aansturing van de medewerkers van de RAD in alle aspecten en onderhandelingen met partijen buiten de RDOG HM zijn in handen van de Algemeen Manager RAD. Onderhandelingen binnen de RDOG HM vinden plaats op basis van het principe van integraal management, zoals verwoord in de preambule, waarbij de Algemeen Manager RAD altijd betrokken zal zijn..;

    • 4.1.3

      Specifieke, separate aandacht voor personele, organisatorische en financiële aspecten van de RAD;

    • 4.1.4

      Specifieke, separate aandacht voor RAD-specifieke ICT-eisen en logistieke processen.

ARTIKEL 5 Profielaspecten RAD

  • 5.1

    Uit de randvoorwaarden volgt onderstaande lijst met profielaspecten opgesteld voor de RAD. Deze profielaspecten zijn bepalend voor het handelen van de Algemeen Manager RAD en de RDOG HM -Directie.

    • 5.1.1

      De RAD is één van de drie inhoudelijke secties binnen de RDOG HM , naast de GGD en GHOR;

    • 5.1.2

      De RAD kent een eigen plannings- en controlcyclus, met een eigen begrotingssystematiek en een eigen verantwoordingstraject, deze dient te passen in de planning- en controlcyclus die door het BBV en de Gemeenschappelijke Regeling voor de RDOG HM wordt voorgeschreven.;

    • 5.1.3

      Voor wat betreft de overhead wordt de overhead die genoemd is in de huidige separate begroting 2006 als uitgangspunt gezien, exclusief jaarlijkse indexeringen conform de CTG-systematiek en productie-afspraken. De RAD-overhead zal te allen tijde apart geadministreerd worden en zal aan de Zorgverzekeraars altijd separaat worden gepresenteerd.

    • 5.1.4

      Het Algemeen Manager RAD voert het management uit op basis van principes van integraal management; conform Planning en Control afspraken werkt het Algemeen Manager RAD zelfstandig met het eigen management team. Bij zaken die daarbuiten vallen en cruciaal zijn voor het bedrijfsproces van de RDOG HM , het voortbestaan van de RDOG HM of groter zijn dan de RAD komt de directie in beeld bij overleggen e.d.

    • 5.1.5

      DB en AB ontvangen een integrale managementrapportage van de RDOG HM , met daarin onderscheiden managementrapportages van de drie sectoren;

    • 5.1.6

      Het RAD-bureau wordt separaat gehuisvest, gezamenlijk met een standplaats (ten behoeve van een efficiënte bedrijfsvoering).

    • 5.1.7

      Medewerkers P&O en financiën, die specifiek en uitsluitend werkzaamheden voor de RAD verrichten, worden in het RAD-bureau gehuisvest

    • 5.1.8

      De systemen die uitsluitend van belang zijn voor de RAD (momenteel roosternet, ambunet) blijven als afzonderlijke systemen in de lucht;

    • 5.1.9

      Het overleg met de Zorgverzekeraars vindt plaats namens het bestuur onder verantwoordelijkheid van de RDOG HM -Directie. De Algemeen Manager RAD is verantwoordelijk voor het voeren van het overleg met de Zorgverzekeraars, de voorbereiding, het maken van afspraken en draagt er zorg voor dat de gemaakte afspraken worden nagekomen, en dat terugkoppeling naar RDOG HM -directie en bestuur plaats vindt. In bijzondere omstandigheden kan het overleg gevoerd worden door het bestuur of de RDOG HM -directie, doch nimmer zonder directe betrokkenheid van de Algemeen Manager RAD bij alle overleg, onderhandeling, correspondentie e.d.;

    • 5.1.10

      Het sociaal akkoord t.a.v. RAD zoals ingegaan per 1 juli 2004 blijft in stand en wordt nageleefd, c.q. zal worden geïncorporeerd in nieuwe regelingen;

    • 5.1.11

      Beslissingen over bedrijfsvoering van de RAD worden separaat genomen, los van de beslissingen inzake bedrijfsvoering van de andere secties. Wel zullen de effecten van de genoemde beslissingen op de bedrijfsvoering van de gehele RDOG HM bij het nemen van die beslissingen worden betrokken;

    • 5.1.12

      De wijze waarop de RAD wordt betrokken in de GHOR-procedures, wordt aan het DB (en AB) voorgelegd, aangezien het de uitvoering van een overeenkomst tussen het bestuur RDOG HM en het bestuur veiligheidsregio betreft;

    • 5.1.13

      Indien een OR-onderdeelcommissie zal bestaan voor de RAD, als onderafdeling van de OR van de RDOG HM , zal de Algemeen Manager RAD fungeren als bestuurder in deze onderdeelcommissie.

ARTIKEL 6 Beleidsplan

  • 6.1

    Jaarlijks of zo vaak als het DB voorschrijft, stelt de Algemeen Manager RAD in overleg met de RDOG HM -Directie met inachtneming van de vigerende richtlijnen een beleidsplan op en de RDOG HM -Directie legt dit voor aan het DB. Een beleidsplan voor een bepaalde periode dient uiterlijk een maand voor aanvang van die periode te zijn opgesteld en goedgekeurd door het DB, tenzij met het DB anders is afgesproken.

ARTIKEL 7 Begroting

  • 7.1

    Jaarlijks of zo veel vaker als het DB voorschrijft, levert de Algemeen Manager RAD in overleg met de RDOG HM -Directie gegevens ten behoeve van de opstelling van een begroting aan. De Begroting sluit aan op het Beleidsplan..

  • 7.2

    Voor uitgaven en verplichtingen die wezenlijk afwijken van de begroting is voorafgaande toestemming van de RDOG HM -Directie nodig.

ARTIKEL 8 Verslaglegging

  • 8.1

    De Algemeen Manager RAD levert informatie aan voor het programmaverslag en de programmarekening RAD, die onderdeel uitmaken van het programmaverslag en de programmabegroting RDOG HM . De Algemeen Manager RAD is tevens verantwoordelijk voor het kwaliteitsjaarverslag RAD, dat deel uitmaakt van het kwaliteitsjaarverslag RDOG HM .

  • 8.2

    De RDOG HM -Directie zal deze gegevens verwerken in haar eigen verslaglegging aan DB en AB en zal met de Algemeen Manager RAD in overleg treden indien zij zich in verslaglegging niet kan vinden ofwel een nadere uitwerking nodig heeft om deugdelijk rekening en verantwoording aan het DB of AB af te kunnen leggen. De verslaglegging zal worden aangepast indien uit dit overleg blijkt dat zulks noodzakelijk is.

ARTIKEL 9 Verticaal overleg

  • 9.1

    Zoveel als de RDOG HM -Directie redelijkerwijs noodzakelijk acht, zal zij overleg voeren met de Algemeen Manager RAD. Daarin komen aan de orde de uitvoering van het Mandaat, voorbereiding, vaststelling in concept en realisatie van (deel)beleidsplannen en (deel)begrotingen, omstandigheden en ontwikkelingen in of buiten de RDOG HM die de RAD mede (zouden kunnen) aangaan etc.

  • 9.2

    Dit verticaal overleg is vertrouwelijk en zal plaatsvinden tussen de Algemeen Manager RAD en het directielid met de portefeuille ambulancezorg (de Algemeen Directeur), maar kan worden ingebed in een groter geheel.

  • 9.3

    De Algemeen Manager RAD krijgt inzage in de vergaderstukken van de RDOG HM -Directie, DB en AB, voorzover de agenda betreft een redelijke termijn voorafgaand aan de vergadering, voorzover betreft notulen binnen bekwame tijd na de vergadering en het beschikbaar komen van de notulen. Voor zover de Wet Openbaarheid van Bestuur niet van toepassing is, geschiedt de inzage in deze stukken vertrouwelijk.

  • 9.4

    De RDOG HM -Directie zal de Algemeen Manager RAD in de gelegenheid stellen aanwezig te zijn bij en deel te nemen aan de beraadslagingen tijdens vergaderingen van de RDOG HM -Directie, DB en/of AB vergaderingen of vergaderingen van specifieke werk- of stuurgroepen, indien en voorzover daarbij onderwerpen aan de orde zijn die in bijzonderheid de RAD betreffen en/of vallen binnen het mandaat dat in dit Managementstatuut is omschreven.

  • 9.5

    Rechtstreeks informeel overleg van de Algemeen Manager RAD met de portefeuillehouders op bestuurlijk niveau van RAD-taken is toegestaan, na afstemming met de RDOG HM -Directie.

ARTIKEL 10 Horizontaal overleg

  • 10.1

    In verband met hetgeen is overwogen in 3.3 en in verband met samenwerkingsverbanden die tussen verschillen organen, functionarissen, afdelingen e.d. mochten bestaan en waarin de RAD enige rol heeft, is de Algemeen Manager bevoegd tot het voeren van overleg.

ARTIKEL 11 Duur van dit Managementstatuut en wijziging

  • 11.1

    Dit Managementstatuut is voor onbepaalde tijd van kracht en vervalt niet bij defungeren van de Algemeen Manager RAD, dat wil zeggen dat het Managementstatuut ook van kracht is ten aanzien van diens opvolger(s) of vervangers.

  • 11.2

    Dit Managementstatuut wordt vastgesteld bij besluit van het DB en kan ook alleen bij besluit van het DB worden gewijzigd of beëindigd, doch alleen na het horen van de RDOG HM -Directie en de Algemeen Manager RAD.

  • 11.3

    Evaluatie van het managementstatuut zal plaatsvinden in de algehele evaluatie van de ineenvlechting van de RAD, die bepaald is voor juli 2009, onverminderd het bepaalde in 11.2.

  • 11.4

    Bij de evaluatie in 2007 kan uitsluitend na toestemming van de algemeen directeur en de Algemeen Manager RAD dit Managementstatuut worden gewijzigd.

ARTIKEL 12 Algemene bepalingen

  • 12.1

    Dit Managementstatuut bestaat uit een considerans en een lichaam. Al deze onderdelen moeten in hun onderlinge samenhang worden beschouwd en uitgelegd, zonder dat ter zake een rangorde geldt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Bij strijd tussen de inhoud van de considerans en de inhoud van het lichaam, beslist het DB over aanpassing van de considerans of het lichaam..

  • 12.2

    Kopjes van (sub)artikelen gelden alleen als indicatie van het aan de orde zijnde onderwerp, doch daaraan kunnen geen rechten worden ontleend.

  • 12.3

    Indien een of meer bepalingen van dit Managementstatuut niet rechtsgeldig blijken te zijn of rechtens niet blijken te kunnen worden toegepast, zal dit Managementstatuut voor het overige van kracht blijven. Partijen zullen over de bepalingen, die niet rechtsgeldig zijn c.q. rechtens niet kunnen worden toegepast, overleg plegen teneinde een vervangende regeling te treffen die wel rechtsgeldig is en zoveel mogelijk aansluit bij de strekking van de te vervangen regeling.

  • 12.4

    Dit Managementstatuut is vastgesteld door een besluit van het DB (Bijlage 1) en ondertekend door de RDOG HM -Directie en Algemeen Manager RAD.

     

 

 

 

ALDUS VASTGESTELD IN HET BESLUIT VAN HET DB VAN 26 JANUARI 2006 EN OPGEMAAKT IN TWEE VOUD EN ONDERTEKEND TE LEIDEN

OP 26 JANUARI 2006

RDOG HM -Directie Algemeen Manager RAD

Ga naar het begin