Besluit gegevensverstrekking Cocensus
Besluit gegevensverstrekking Cocensus
Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Cocensus,
Gelet op de Gemeenschappelijke regeling Cocensus 2015 – 5e wijziging, artikel 67, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 67, tweede lid, van de Invorderingswet 1990, artikel 40 van de Wet waardering onroerende zaken, artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6, vierde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming;
Vast te stellen het ‘Besluit gegevensverstrekking Cocensus’:
Artikel 1 Geen geheimhoudingsplicht
Lid 1. De geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 67, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, geldt niet voor verstrekking aan de in deze regeling genoemde bestuursorganen voor zover het de hierna genoemde gegevens ten behoeve van de genoemde publiekrechtelijke taken betreft:
-
a.
Gegevens die noodzakelijk zijn voor een effectieve en efficiënte samenwerking in het kader van de integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen, voor zover het een samenwerking betreft van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) of het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC).
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- j.
- k.
- l.
- m.
- n.
Lid 2. Het gerechtvaardigd belang, zoals bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken wordt geacht aanwezig te zijn bij de in lid 1, onder sub b, sub i en sub j genoemde bestuursorganen voor de genoemde publiekrechtelijke taak.
Artikel 2. Gegevensverstrekking
Lid 1. De in artikel 1 bedoelde gegevens worden verstrekt op verzoek van het betreffende bestuursorgaan.
Lid 2. De verstrekking van gegevens vindt plaats op een beveiligde wijze.
Artikel 3. Inwerkingtreding en citeertitel
Lid 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
Lid 2. Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Besluit gegevensverstrekking Cocensus’.
Aldus besloten in de vergadering van 19 juni 2019
Het dagelijks bestuur van Cocensus
De voorzitter van het dagelijks bestuur van Cocensus
Cocensus beschikt door de uitvoering van de belastingwerkzaamheden over veel (persoons)gegevens die ook voor andere publiekrechtelijke taken van bestuursorganen relevant kunnen zijn. In artikel 67, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen resp. Invorderingswet 1990 is ten aanzien van deze gegevens een geheimhoudingsplicht neergelegd voor Cocensus. Als gevolg hiervan mag Cocensus de gegevens die zijn verkregen in het kader van de belastingwerkzaamheden niet zonder meer verstrekken aan andere bestuursorganen.
Voor gegevens die zijn verkregen tijdens de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken geldt in het algemeen de geheimhoudingsplicht van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de verstrekking van WOZ-waarden van niet-woningen geldt dat dit slechts mogelijk is binnen de kaders van artikel 40 van de Wet waardering onroerende zaken. De WOZ-waarde van een niet-woning wordt verstrekt aan een ieder die kan aantonen een gerechtvaardigd belang te hebben bij de verkrijging daarvan. Het dagelijks bestuur van Cocensus heeft bepaald voor welke publiekrechtelijke taken er sprake is van een gerechtvaardigd belang. Voor zowel woningen als niet-woningen geldt dat gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde uitsluitend worden verstrekt aan degene te wiens aanzien een beschikking is genomen.
Ontheffing van de geheimhoudingsplicht op grond van artikel 67, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen resp. Invorderingswet 1990
Een belangrijke voorwaarde voor gegevensverstrekking aan andere bestuursorganen is dat ditplaatsvindt binnen het wettelijke kader van artikel 67, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen resp. Invorderingswet 1990. Het dagelijks bestuur van Cocensus kan voor bepaalde publiekrechtelijke taken bepalen dat de geheimhoudingsplicht niet geldt, als de gegevensverstrekking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan. In dergelijke gevallen is er sprake van een ontheffing van de geheimhoudingsplicht. Bij het verlenen van de ontheffing dient het dagelijksbestuur er wel rekening mee te houden dat gegevensverstrekking te allen tijde in overeenstemming dient te zijn met de beginselen van proportionaliteit (het doel van de gegevensverstrekking moet in redelijke verhouding zijn met het belang van geheimhouding) en subsidiariteit (het doel van gegevensverstrekking moet niet op een andere, minder ingrijpende manier kunnen worden bereikt). Bij gegevensverstrekking op grond van dit besluit worden nooit meer gegevens verstrekt dan waarom gevraagd wordt.
Verstrekking van persoonsgegevens op grond van artikel 6, vierde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming
Ontheffing van de geheimhoudingsplicht betekent niet per definitie dat de gegevens ook verstrekt mogen worden. Daar waar het persoonsgegevens betreft dient rekening gehouden te worden met de Algemene verordening gegevensbescherming. Artikel 6, vierde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming bepaalt dat verstrekking van persoonsgegevens aan derden, waaronder bestuursorganen, slechts is toegestaan in de volgende situaties:
a. er is sprake van een verenigbaar doel;
b. de verstrekking berust op toestemming van de betrokkene;
c. de verstrekking berust op een Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepaling die in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt ter waarborging van de in artikel 23, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming bedoelde doestellingen;
De eerste situatie waarin persoonsgegevens aan derden mogen worden verstrekt, is als er sprake is van verdere verwerking van de persoonsgegevens voor een verenigbaar doel is. De persoonsgegevens waar Cocensus over beschikt zijn verkregen in het kader van de heffing en invordering van belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken. Deze publiekrechtelijke taken worden niet door een deelnemende gemeente uitgevoerd, waardoor de verdere verwerking van persoonsgegevens door de deelnemende gemeente per definitie voor een ander doel geschiedt. Of er sprake is van verenigbaarheid van doelen, dient beoordeeld te worden aan de hand van de in de wet gegeven aanknopingspunten.
De tweede situatie waarin verstrekking van persoonsgegevens aan derden plaatsvindt, is als er sprake is van toestemming van de betrokkene. Deze grondslag voor verwerking doet zich niet vaak voor.
De derde situatie biedt ruimere mogelijkheden tot verstrekking van persoonsgegevens. Verstrekking van persoonsgegevens is dan, ook als er geen sprake is van een verenigbaar doel, mogelijk indien dit berust op een wettelijke grondslag ter waarborging van onder meer:
c. de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
d. andere belangrijke doelstellingen van algemeen belang van de Unie of van een lidstaat, met name een belangrijk economisch of financieel belang van de Unie of van een lidstaat, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden, volksgezondheid en sociale zekerheid;
e. een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag in de onder punt a tot en met d genoemde gevallen.
Doel van het besluit gegevensverstrekking
Dit besluit is een ontheffingsregeling zoals bedoeld in artikel 67, tweede lid, onder b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het besluit bevat een artikelsgewijs overzicht van (persoons)gegevens die, op verzoek, verstrekt worden aan de genoemde bestuursorganen. In de meeste gevallen gaat het om verstrekking van gegevens aan de deelnemende gemeenten in de gemeenschappelijke regeling. De gegevensverstrekking is in deze gevallen structureel van aard. Per bestuursorgaan is vastgelegd voor welke publiekrechtelijke taak de gegevensverstrekking noodzakelijk is. Indien Cocensus uitsluitend aan één bestuursorgaan gegevens verstrekt, dan is dat expliciet opgenomen in de tekst van het betreffende artikel(lid). Dit besluit ziet ook op gegevens die Cocensus in het kader van de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken heeft verkregen.
In de gevallen waarin gegevensverstrekking (nog) niet van structurele aard is, kan om een ad hoc ontheffing als bedoeld in artikel 67, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen resp. Invorderingswet 1990 worden verzocht. Een dergelijke ontheffing is in de volgende situaties denkbaar (ontleend aan Kamerstukken II, 2005-2006, 30 322, nr. 3, p. 19):
-
a.
voor verstrekkingen aan belastingplichtigen zelf, zoals bedoeld in artikel 67, tweede lid, onder c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voor zover de verstrekking niet reeds noodzakelijk is voor de heffing of invordering van belastingen en voor zover de verstrekking niet is uitgezonderd van de geheimhoudingsplicht. Gedacht zou kunnen worden aan verklaringen dat bepaalde aanslagen zijn voldaan;
- b.
- c.
Artikel 1. Geen geheimhoudingsplicht
In dit besluit wordt, in overeenstemming met artikel 67, tweede lid, onder b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen resp. Invorderingswet 1990, bepaald dat Cocensus is ontheven van de geheimhoudingsplicht voor zover het betreft de verstrekking van de genoemde gegevens aan het bestuursorgaan voor de genoemde publiekrechtelijke taak.
Lid 1 van dit artikel bepaalt dat enkel aan de in dit besluit genoemde bestuursorganen gegevens worden verstrekt. Aan die bestuursorganen worden uitsluitend gegevens verstrekt voor de doeleinden die zijn genoemd in dit besluit. Gegevens kunnen enkel verstrekt worden indien deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de publiekrechtelijke taak. Bij de beoordeling van de noodzaak van de gegevensverstrekking dient per verzoek rekening te worden gehouden met de beginselen van proportionaliteit ensubsidiariteit en de regelgeving met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens in de Algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 1, lid 1, sub a. Gegevens die noodzakelijk zijn voor een effectieve en efficiënte samenwerking in het kader van de integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen, voor zover het een samenwerking betreft van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) of het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC).
De samenwerking tussen de verschillende bestuursorganen in het RIEC-verband is vastgelegd in het RIEC-convenant. De deelnemende gemeenten zijn convenantpartners bij het RIEC. Cocensus beschikt over gegevens die noodzakelijk kunnen zijn voor een effectieve en efficiënte samenwerking tussen de convenantpartners in het kader van de toepassing en handhaving van overheidsregelingen van het RIEC.
Cocensus verstrekt daarom aan de deelnemende gemeenten, in de hoedanigheid van convenantpartner van het RIEC, alle (persoons)gegevens die noodzakelijk zijn voor een effectieve en efficiënte samenwerking in het kader van de integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit en handhavingsknelpunten en ter bevordering van integriteitsbeoordelingen.
Artikel 1, lid 1, sub b. Gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de integriteitstoets (Bibob-toets) door het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, zoals bedoeld in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
Het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur adviseert de deelnemende gemeenten over de implementatie en toepassing van de Wet Bibob. Ook adviseert het Bureau over de mate van gevaar van misbruik van vergunningen, subsidies, aanbestedingen en vastgoedtransacties.
In de Wet Bibob is voor een aantal bestuursorganen een wettelijke verplichting tot medewerking neergelegd. De in de betreffende bepaling genoemde bestuursorganen zijn verplicht om desgevraagd alle persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Bibob-toets, te verstrekken aan het Bureau. In de wet worden onder meer de rijksbelastingdienst en de colleges B&W van gemeenten genoemd, voor zover het de verwerking van persoonsgegevens betreft voor de uitvoering van de genoemde wetten. Hoewel de gemeenschappelijke regeling niet is opgenomen in het overzicht van bestuursorganen, beschikt Cocensus wel over (persoons)gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Bibob-toets. Hierbij valt ook te denken aan de WOZ-waarde van een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient. De WOZ-waarde van het pand waarvoor een vergunning is aangevraagd kan het Bureau aanknopingspunten geven om te beoordelen of het aankoopbedrag reëel is in relatie tot de financiering en of hetgeen de vergunningaanvrager heeft opgegeven in de vergunningaanvraag, juist is.
Cocensus verstrekt voor dit doel de volgende gegevens aan het Bureau: WOZ-waarde niet-woning; alle persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Bibob-toets.
Artikel 1, lid 1, sub c. Gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van minimaregelingen zoals bedoeld in de Participatiewet, alsmede het voorbereiden, opstellen en evalueren van het beleidskader dat aan die minimaregelingen ten grondslag ligt.
Uit de Participatiewet vloeien belangrijke taken voort voor de deelnemende gemeenten op het gebied van armoedebestrijding. Deze taken omvatten onder meer de uitvoering van de minimaregelingen, maar ook het voorbereiden, opstellen en evalueren van beleid dat aan die minimaregelingen ten grondslag ligt. Om deze taken uit te kunnen voeren hebben deelnemende gemeenten gegevens nodig van Cocensus met betrekking tot het verlenen van kwijtschelding. Inwoners die kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen hebben gekregen, behoren immers tot de minimadoelgroep.
In artikel 64 van de Participatiewet is een wettelijk voorschrift tot bekendmaking van gegevens neergelegd voor verschillende instanties. De in deze niet-limitatieve opsomming genoemde instanties zijn gehouden desgevraagd opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Participatiewet. Cocensus beschikt over gegevens met betrekking tot het verlenen van kwijtschelding, die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van de uit de Participatiewet voortvloeiende publiekrechtelijke taken van de deelnemende gemeenten. De gemeenschappelijke regeling is echter (nog) niet opgenomen in de opsomming.
Cocensus verstrekt voor dit doel aan de deelnemende gemeenten: BSN van belastingplichtigen die in het betreffende kalenderjaar of belastingjaar kwijtschelding hebben gekregen.
Artikel 1, lid 1, sub d. Gegevens die noodzakelijk zijn voor onderzoek naar de woningmarkt en volkshuisvesting, zoals bedoeld in de Huisvestingswet 2014 en Woningwet.
Gemeenten zijn op grond van de Huisvestingswet 2014 en de Woningwet gehouden om in het kader van de voorziening in de woningbehoefte onderzoek te verrichten naar volkshuisvesting, teneinde een kwalitatief goed en gedifferentieerd woningaanbod te realiseren dat aansluit op de vraag van zowel huidige als toekomstige inwoners. Daarbij wordt veelal gestreefd naar het levensloop geschikt maken van zowel de bestaande woningvoorraad als nieuwbouw. Om deze doelstellingen te behalen is onder meer een analyse nodig van de huidige woningvoorraad.
Cocensus verstrekt voor dit doel de volgende gegevens aan de deelnemende gemeenten: BAG-id; WOZ-objectnummer; objectsoortcode; bouwjaar; inhoud of oppervlakte; vastgestelde waarde; ingangsdatum waarde.
Artikel 1, lid 1, sub e. Gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het regionaal actieprogramma en het opstellen van de daaruit voortvloeiende regionale woonmonitor.
De deelnemende gemeenten maken deel uit van één van de zes woningmarktregio’s in de provincie Noord-Holland. Per woningmarktregio zijn tussen de provincie en gemeenten uitgangspunten en acties afgesproken op het gebied van nieuwe woningbouw en de bestaande woningvoorraad. Deze afspraken, doelstellingen en instrumenten zijn vastgelegd in de regionale actieprogramma’s. Eén van die instrumenten is het opstellen van de regionale woonmonitor, die inzicht dient te verschaffen in de bevolkingsontwikkeling, ontwikkelingen in de huidige woningvoorraad, nieuwbouwproductie, verhuizingen en toekomstige ontwikkelingen.
Cocensus verstrekt voor dit doel de volgende gegevens aan de deelnemende gemeenten: BAG-id; WOZ-objectnummer; adres en postcode van het WOZ-object; objectsoort code; bouwjaar, inhoud of oppervlakte; WOZ-waarde; type eigendom (koop of huur).
Artikel 1, lid 1, sub f. Gegevens die noodzakelijk zijn voor het opstellen en uitvoeren van de omgevingsvisie zoals bedoeld in de Omgevingswet.
De nieuwe Omgevingswet treedt in werking op 1 januari 2021. De nieuwe wet verplicht alle gemeenten om een omgevingsvisie op te stellen, waaruit blijkt met welke instrumenten ze hun klimaat- en energiedoelstellingen willen bereiken. De omgevingsvisie geldt als beleidskader voor het opstellen van omgevingsplannen en heeft betrekking op meerdere beleidsvelden. Ten behoeve van doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en energie kunnen gemeenten bijvoorbeeld een energietransitieplan opstellen.
Cocensus verstrekt voor dit doel de volgende gegevens aan de deelnemende gemeenten: BAG-id; WOZ-objectnummer; adres en postcode van het WOZ-object; objectsoortcode; WOZ-waarde; type eigendom (koop of huur).
Artikel 1, lid 1, sub g. Gegevens die noodzakelijk zijn voor onderzoek naar onttrekking van woonruimte aan de woningvoorraad, zoals bedoeld in de Huisvestingswet 2014.
Gemeenten dienen ingevolge de Huisvestingswet 2014 in een gemeentelijke huisvestingsverordening aan te wijzen welke woonruimte behoort bij de woonruimtevoorraad. Het onttrekken van een woning aan de woningvoorraad voor een ander doel dan permanente bewoning zonder vergunning is verboden. Voorbeelden van woningonttrekking zijn het gebruiken van de woning als bedrijfsruimte, kortstondig verhuur aan toeristen of langdurig verhuur als hotel.
Van onttrekking in de zin van de Huisvestingswet 2014 kan slechts sprake zijn, indien het desbetreffende gebouw bestemd is voor duurzame, permanente bewoning. Dit dient volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beoordeeld te worden aan de hand van objectieve maatstaven, waarbij het feitelijk gebruik van de woning niet doorslaggevend is. Het is dus van belang om te weten of een adres geregistreerd staat als woning.
Cocensus verstrekt voor dit doel de volgende gegevens aan de deelnemende gemeenten: NAW-gegevens; type eigendom (koop of huur); toevoeging of de eigenaar een natuurlijke persoon, rechtspersoon of woningbouwvereniging betreft.
Artikel 1, lid 1, sub h. Gegevens die noodzakelijk zijn in het belang van een goede gebouwenregistratie zoals bedoeld in de Wet basisregistraties adressen en gebouwen.
De deelnemende gemeenten zijn bronhouder van de basisregistraties adressen en gebouwen (BAG) en de basisregistratie grootschalige topografie (BGT). Cocensus is bronhouder van de basisregistratie WOZ. Er bestaat samenhang tussen deze basisregistraties. De Waarderingskamer schrijft over het realiseren van samenhang tussen deze basisregistraties in de Waarderingsinstructie 2017, pagina 83 het volgende:
“De uitvoering van de Wet WOZ vergt het verwerken van grote hoeveelheden informatie. De WOZ-administratie moet immers steeds een actuele weergave zijn van de werkelijkheid. Diverse basisregistraties uit het stelsel van basisregistraties leveren mutaties die verwerkt moeten worden in de WOZ-administratie en/of signalen over veranderingen in de werkelijkheid die naar verwachting moeten leiden tot mutaties in de WOZ-administratie. Basisregistraties die mutaties leveren die verwerkt moeten worden in de WOZ-administratie of die signalen leveren voor de bijhouding van de WOZ-administratie zijn in ieder geval de Basisregistratie Personen, het Handelsregister, de Basisregistratie Kadaster, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen en de Basisregistratie Grootschalige Topografie.
Het gebruik van informatie uit basisregistraties is voor overheden verplicht. Deze verplichting betreft dus ook het gebruik van de genoemde basisregistraties bij de uitvoering van de Wet WOZ en de koppeling van de WOZ-administratie (Basisregistratie WOZ) aan deze basisregistraties. Om te waarborgen dat de informatie uit deze basisregistraties op een adequate, consistente en doelmatige wijze wordt gebruikt en verwerkt, is het belangrijk dat de aansluiting van de WOZ-uitvoering en de WOZ-administratie op deze basisregistraties regelmatig wordt beoordeeld door de gemeente [lees: Cocensus, toevoeging Cocensus].
De aansluiting van de WOZ-administratie en WOZ-uitvoering op andere basisregistraties is overigens geen eenrichtingsverkeer, waarbij de WOZ-uitvoering uitsluitend gebruiker is. Bij koppeling van gegevens, bij verwerking van mutaties en bij uitvoering van WOZ-controles heeft men de plicht de andere basisregistratie te melden, wanneer er mogelijk sprake is van een onjuistheid (terugmelding bij gerede twijfel). En waar de WOZ-uitvoering gebruik maakt van signalen uit andere basisregistraties over mogelijke WOZ-relevante mutaties, leveren de diverse WOZ-activiteiten ook signalen die van belang zijn voor de bijhouding van andere basisregistraties zoals de BAG en de BGT.”
Om te waarborgen dat de informatie uit deze basisregistraties op een adequate, consistente en doelmatige wijze wordt gebruikt is het noodzakelijk dat Cocensus, als bronhouder van de WOZ, gegevens uitwisselt met de gemeenten als bronhouder van de BAG en BGT.
Cocensus verstrekt voor dit doel aan de deelnemende gemeenten: adres; postcode; objectsoortcode; objectsoort omschrijving; kadastraal perceel; BAG-id; WOZ-objectnummer; bouwjaar; bouwlaag; ontsluiting; objectonderdelen; inhoud of oppervlakte; gebruikscode.
Artikel 1, lid 1, sub i. Gegevens die noodzakelijk zijn voor de berekening van de opbrengst van de BIZ-bijdrage ten behoeve van het opstellen van een bedrijveninvesteringszoneplan, zoals bedoeld in de Wet op de bedrijveninvesteringszones.
Op grond van de Wet op de bedrijveninvesteringszones kunnen gemeenten onder de naam BIZ-bijdrage een belasting instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente gelegen onroerende zaken (bedrijveninvesteringszone), die niet in hoofdzaak tot woning dienen. De BIZ-bijdrage is een bestemmingsheffing die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.
De BIZ-bijdrage kan worden geheven van eigenaren en/of gebruikers. De heffingsmaatstaf van de BIZ-bijdrage is de WOZ-waarde. Het tarief van de BIZ-bijdrage kan voor elke bijdrageplichtige gelijk zijn, maar het kan ook vastgesteld worden op een percentage van de WOZ-waardeklasse. Indien het laatstgenoemde geval zich voordoet, dient de gemeente te beschikken over de WOZ-waarden teneinde de opbrengsten van de heffing te meten en het tarief van de BIZ-bijdrage vast te stellen. De opbrengst van de heffing wordt als subsidie verstrekt aan de bij de verordening aangewezen vereniging of stichting.
De verstrekking van de WOZ-waarde van een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient is ingevolge de Wet waardering onroerende zaken toegestaan, indien aangetoond kan worden dat er een gerechtvaardigd belang bestaat bij de verkrijging daarvan. Het gerechtvaardigde belang bestaat in dit geval uit de goede vervulling van de uit de Wet op de bedrijveninvesteringszones voortvloeiende publiekrechtelijke taak van de gemeente.
Cocensus verstrekt voor dit doel aan de deelnemende gemeenten: WOZ-waarden niet-woning; het aantal onroerendezaakbelastingplichtige bedrijven; toevoeging eigenaar en/of gebruiker.
Artikel 1, lid 1, sub j. Gegevens die noodzakelijk zijn voor de draagvlakmeting voorafgaand aan de inwerkingtreding van de verordening waarbij het tarief van de BIZ-bijdrage wordt ingesteld, zoals bedoeld in de Wet op de bedrijveninvesteringszones.
De verordening van de gemeente waarbij de BIZ-bijdrage wordt ingesteld treedt niet in werking dan nadat gebleken is van voldoende steun onder de bijdrageplichtigen. Uit de Wet op de bedrijveninvesteringszones volgt dat van voldoende steun sprake is indien:
- a.
- b.
-
c.
de som van de WOZ-waarden van onroerende zaken in gebruik bij dan wel in eigendom van bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken vóór inwerkingtreding hoger is dan de som van de WOZ-waarden in gebruik bij dan wel in eigendom van bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken tegen inwerkingtreding.
Uit het criterium onder c blijkt dat als de eerste twee drempels onder a en b zijn gehaald, er nog een laatste weging volgt: de bijdrageplichtigen die vóór hebben gestemd, dienen gezamenlijk ook meer dan de helft van de WOZ-waarde te vertegenwoordigen. Voor deze weging is het noodzakelijk dat een bepaalde WOZ-waarde of een bepaalde waardeklasse gekoppeld kan worden aan een voor- of tegenstander van de verordening (zie ook Kamerstukken II 2013/14, 33 917, nr. 2 en 3, p. 13).
De verstrekking van de WOZ-waarde van een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient is ingevolge de Wet waardering onroerende zaken toegestaan, indien aangetoond kan worden dat er een gerechtvaardigd belang bestaat bij de verkrijging daarvan. Het gerechtvaardigde belang bestaat in dit geval uit de goede vervulling van de uit de Wet op de bedrijveninvesteringszones voortvloeiende publiekrechtelijke taak van de gemeente.
In afwijking van het bovenstaande blijkt reeds van voldoende steun indien voldaan is aan de criteria onder a en b, en de verordening voorziet in een heffing van een voor iedere bijdrageplichtige gelijk bedrag. Differentiatie naar WOZ-waarde is in dat geval overbodig, waardoor de verstrekking van de WOZ-waarden relevant noch noodzakelijk is.
Cocensus verstrekt in het geval dat de verordening voorziet in een gelijk tarief voor de BIZ-bijdrage de volgende gegevens: NAW-gegevens van bijdrageplichtige; toevoeging eigenaar of gebruiker; adres en postcode van het WOZ-object.
Cocensus verstrekt in het geval dat de verordening voorziet in een niet-gelijk tarief voor de BIZ-bijdrage de volgende gegevens: NAW-gegevens van bijdrageplichtige; toevoeging eigenaar of gebruiker; adres en postcode van het WOZ-object; WOZ-waarde niet-woning.
Artikel 1, lid 1, sub k. Gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het landelijk afvalbeheerplan en het opstellen van het daaruit voortvloeiende grondstoffenplan.
Op grond van de Wet milieubeheer stelt de minister van Infrastructuur en Waterstaat ten minste één keer in de zes jaar een landelijk afvalbeheerplan op. In het landelijk afvalbeheerplan worden de doelstellingen en uitgangspunten van het afvalstoffenbeleid beschreven. De deelnemende gemeenten zijn verplicht hiermee rekening te houden. Het programma VANG – Huishoudelijk Afval (Van Afval Naar Grondstoffen) is een uitvoeringsprogramma van het landelijk afvalbeheerplan. Belangrijkste doelstellingen zijn een verbetering van de afvalscheiding en recycling en het terugdringen van de hoeveelheid te verbranden afvalstoffen. De deelnemende gemeenten stellen vervolgens, in overeenstemming met de doelstellingen van het uitvoeringsprogramma, een lokaal grondstoffenplan op.
Cocensus verstrekt voor dit doel de volgende gegevens aan de deelnemende gemeenten: overzicht van woningen in de gemeenten; BAG-id; WOZ-objectnummer; objectsoortcode; objectsoortcode omschrijving.
Artikel 1, lid 1, sub l. Gegevens die noodzakelijk zijn voor milieubeheer en afval- en grondstoffeninzameling, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer.
Gemeenten zijn op grond van de Wet milieubeheer verplicht om afvalstoffen in te zamelen. Voor de uitvoering van deze publiekrechtelijke taak hebben zij gegevens van belastingplichtigen nodig, om vast te kunnen stellen waar afval moet worden opgehaald of waar ontheffing is verleend.
Cocensus verstrekt voor dit doel de volgende gegevens aan de deelnemende gemeenten: BAG-id met WOZ-object; cyclus afvalstoffenheffing.
Artikel 1, lid 1, sub m. Gegevens die noodzakelijk zijn voor het voorbereiden en vaststellen van belastingverordeningen, begroting en rekening, inclusief accountantscontrole.
De deelnemende gemeenten in de gemeenschappelijke regeling dienen jaarlijks een belastingverordening, begroting en rekening vast te stellen. Ook dient Cocensus jaarlijks een accountantscontrole te laten uitvoeren. De accountant dient te kunnen beschikken over de gegevens die hij op juistheid moet controleren. Om de begroting, rekening of tarieven vast te stellen zijn gegevens over bijvoorbeeld de begrote of gerealiseerde belastingopbrengsten noodzakelijk. Dit zijn gegevens waar alleen Cocensus over beschikt. In beginsel verstrekt Cocensus enkel kengetallen en/of totaalcijfers. Dit zijn dus cijfers die niet tot een natuurlijk persoon, belastingplichtige, belastingschuldige of object te herleiden zijn. In een enkel geval is het noodzakelijk om gegevens te verstrekken die wel tot een natuurlijk persoon, belastingplichtige, belastingschuldige of object zijn te herleiden. Hierbij kan gedacht worden aan een situatie dat een belastingplichtige een dermate groot aandeel heeft in de totale opbrengsten van een belastingsoort dat meer gegevens noodzakelijk zijn.
Artikel 1, lid 1, sub n. Gegevens met betrekking tot de te heffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde belastingen.
Cocensus levert, conform de afspraken die neergelegd zijn in de dienstovereenkomst, voortgangs- en bestuursrapportages aan de deelnemende gemeenten met informatie over de voortgang van de belastingwerkzaamheden. Dit omvat cijfermatige gegevens met betrekking tot het aantal af te handelen en afgehandelde bezwaar- en beroepsschriften, kwijtscheldingsverzoeken, WOZ-waarden, overzichten van opgelegde kohieren per belastingsoort, overzichten van verminderingen en jaarprognoses omtrent de opbrengst. De gegevens die voor deze doeleinden worden verstrekt, zijn in beginsel niet herleidbaar tot een natuurlijk persoon, een belastingplichtige, belastingschuldige of object. De geheimhoudingsplicht van artikel 67, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen resp. Invorderingswet 1990 is niet van toepassing op gegevens die niet herleidbaar zijn tot een individuele belastingplichtige. Het opnemen van deze gegevens in dit besluit is daarom enkel bedoeld voor die uitzonderlijke gevallen waarin wel herleidbare gegevens dienen te worden verstrekt.
Lid 2 van dit artikel bepaalt, in overeenstemming met artikel 40, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken, dat het waardegegeven van een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, enkel wordt verstrekt indien aangetoond kan worden dat er een gerechtvaardigd belang aanwezig is bij de verkrijging daarvan. Onder gerechtvaardigd belang dient in dit geval te worden verstaan: de goede vervulling van een publiekrechtelijke of wettelijke taak.
Artikel 2. Gegevensverstrekking
Lid 1 van dit artikel bepaalt dat de gegevens worden verstrekt op verzoek van het bestuursorgaan. Aan het bestuursorgaan worden uitsluitend gegevens verstrekt voor de doeleinden die zijn genoemd in dit besluit. Gegevens kunnen enkel verstrekt worden indien deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de publiekrechtelijke taak. Bij de beoordeling van de noodzaak van de gegevensverstrekking dient per verzoek rekening te worden gehouden met de beginselen van proportionaliteit ensubsidiariteit en de regelgeving met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens in de Algemene verordening gegevensbescherming.
Uit lid 2 volgt dat de gegevensverstrekking, in overeenstemming met de Algemene verordening gegevensbescherming, plaatsvindt op een beveiligde wijze. Dit betekent dat er passende technische en organisatorische maatregelen zijn getroffen om de gegevens te beveiligen, alvorensdeze te verstrekken.
Artikel 3 – Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel bepaalt dat dit besluit pas in werking treedt na bekendmaking. Bekendmaking vindt plaats in het elektronische Blad gemeenschappelijke regeling Cocensus. Het besluit wordt aangehaald als ‘Besluit gegevensverstrekking Cocensus’.