Verordening tegenprestatie naar vermogen, Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2017
Verordening tegenprestatie naar vermogen, Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2017
De raad van de gemeente Hillegom;
Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek van 31 augustus 2017;
Gelet op de Gemeenschappelijke Regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek;
Gelet op de artikel 8a eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet;
Verordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2017
Artikel 2. Bevoegdheid dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur maakt gebruik van zijn bevoegdheid om aan uitkeringsgerechtigden een tegenprestatie naar vermogen op te leggen als bedoeld in artikel 9 eerste lid onder c van de wet.
Artikel 5. Inhoud van de beschikking
In de beschikking als bedoeld in artikel 4 lid 3, worden (in ieder geval) opgenomen:
- a.
- b.
- c.
Het dagelijks bestuur kan ten gunste van de bijstandsgerechtigde afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 10. Situaties waarin deze verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur of maakt het nadere regels.
Toelichting op de Verordening tegenprestatie naar vermogen 2017
De tegenprestatie is geregeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c van de wet.
- a.
De tegenprestatie geldt zowel voor mensen die de bijstand om niet ontvangen als voor mensen die de bijstand in de vorm van een geldlening ontvangen, bijvoorbeeld in verband met het bezit van een eigen woning moet overwaarde. Voor iemand die alleen bijzondere bijstand ontvangt geldt de tegenprestatie niet, alsmede ook voor uitkeringsgerechtigden die buiten de omschrijving van de doelgroep ontvangen (artikel 3) c.q. vrijgesteld zijn op grond van de wet (zie toelichting op artikel 3, hieronder)
- b.
Het gaat hier om werkzaamheden waar geen loon wordt betaald. Als er wel loon wordt betaald dan is er sprake van reguliere werkzaamheden.
Als alleen een onkosten- of vrijwilligersvergoeding wordt betaald, dan is toch sprake van onbetaalde werkzaamheden. Gaat het om een onkostenvergoeding op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten
(belanghebbende heeft bonnetjes gedeclareerd) dan hoeft hier niets mee gedaan te worden met betrekking tot de uitkering. Gaat het om een vrijwilligersvergoeding, dan kan een deel worden vrijgelaten. Het onderscheid tussen vrijwilligerswerk en een tegenprestatie zit in het verplichte karakter van de tegenprestatie.
Vrijwilligerswerk is onbetaald werk dat volledig vrijwillig (onverplicht) wordt gedaan in enig georganiseerd verband, voor anderen of de samenleving. Werkzaamheden die iemand als vrijwilliger doet, kunnen ook worden gedaan in het kader van de tegenprestatie. Het is aan de gemeente (dagelijks bestuur) om te bepalen of iemand hiermee aan zijn verplichtingen tot het doen van een tegenprestatie heeft voldaan.
- c.
Het moet gaan om werkzaamheden waar in deze tijd en op deze plaats geen enkele bereidheid is om daar een geldelijke beloning voor te betalen. Ook hier geldt dat het plaats- en tijdgebonden is. Dat betekent dat het noodzakelijk is om regelmatig te evalueren of de werkzaamheden nog steeds als additioneel kunnen worden beschouwd. Er is een groot grijs gebied waar verdringing van de arbeidsmarkt op de loer ligt. Zie ook de toelichting op artikel 7.
- d.
Het primaire doel van de tegenprestatie is dat iemand maatschappelijk nuttige activiteiten verricht in ruil voor de uitkering. Dat betekent niet dat de tegenprestatie niet mag bijdragen aan arbeidsinschakeling. Het kan een mooie manier zijn voor bijstandsgerechtigden om te (blijven) participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn ook noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
Arbeidsinschakeling mag zonder meer een secundair doel kan zijn, maar als het hoofdzakelijk of uitsluitend gericht is op arbeidsinschakeling, dan is sprake van een re-integratietraject of participatieplaats.
- e.
Zie daarvoor de toelichting op artikel 5.
- f.
Zie daarvoor de toelichting op artikel 6.
- g.
Een onderdeel van de definitie is dat het moet gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten. Wanneer is een activiteit maatschappelijk nuttig? Dit begrip wordt niet nader omschreven in de wetgeving en er is (tot op heden) nog geen jurisprudentie over. Het kan gaan om activiteiten die nuttig zijn voor de lokale omgeving of voor de gemeente zelf. Maar ook de ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde die de tegenprestatie uitvoert wordt als maatschappelijk nuttig beschouwd. Bijvoorbeeld omdat de tegenprestatie mensen weer actief krijgt. Dit kan op de lange termijn helpen om de kosten voor de gemeenschap te reduceren.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In lid 1 wordt bij het beschrijven van de begrippen die in de verordening voorkomen zoveel als mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Participatiewet, IOAW/IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daar waar mogelijk wordt naar de betreffende artikelen in de Participatiewet verwezen.
Artikel 2. Bevoegdheid dagelijks bestuur
Ingevolge artikel 8a van de wet stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast gericht op het opdragen van de tegenprestatie.. Dit artikel bepaalt nu dat het dagelijks bestuur die tegenprestatie naar vermogen oplegt (binnen de randvoorwaarden van de verordening.
Artikel 3. Doelgroep van de tegenprestatie naar vermogen
Dit artikel bepaalt dat het dagelijks bestuur niet aan alle bijstandsgerechtigden een tegenprestatie naar vermogen oplegt maar alleen aan diegenen voor wie de tegenprestatie perspectief biedt.
Wij vinden het van belang dat klanten bij het aangaan en het leveren van en tegenprestatie gemotiveerd zijn. Maar wij ontkomen er niet aan de tegenprestatie als een verplichting op te leggen.
Voorkomen moet echter worden dat die verplichting ertoe zou leiden dat de ene maatregel na de ander moet worden opgelegd en dat er problemen ontstaan bij de aanbieders van de tegenprestatie
Vandaar dat wij ervoor hebben gekozen de tegenprestatie alleen verplicht op te leggen aan die klanten voor wie de tegenprestatie het meest perspectief (zinvol, lonend) is.
Dit perspectief zit hem vooral hierin dat hij door het leveren van die prestatie zichzelf in zijn kracht zet (meer zelfvertrouwen en zelfstandigheid en stijging op de Participatieladder).
Naar onze mening is dit perspectief het groots bij klanten die
-“Zich bevinden op de twee onderste treden van de Participatieladder”
Voor hen betekent het doen van vrijwilligerswerk als hier bedoeld, immers een stijging op de Participatieladder.
-“Over een arbeidspotentieel beschikken met een loonwaarde van meer dan 30%”
Voorkomen moet worden dat het leveren van een tegenprestatie (te) veel begeleiding gaat vergen van de aanbieder van de tegenprestatie.
-“De inspanningen bij de ondersteuning naar werk de afgelopen twee jaren niet hebben geleid tot betaald werk en van wie ten gevolge van leeftijd of lange duur in de uitkering niet verwacht mag worden dat hij binnen een jaar betaald werk zal vinden”.
Het hebben van betaald werk staat voorop. De inspanningen moeten maximaal gericht zijn op het vinden van werk. Alleen als dit (in eerste instantie) niet lukt dan kan de tegenprestatie een zinvolle activiteit zijn voor de bijstandsgerechtigde waarbij hij tegelijkertijd iets terugdoet voor zijn uitkering en de inspanningen die de ISD e.a geleverd hebben om hem aan betaald werk te krijgen.
Indien de bijstandsgerechtigde bijvoorbeeld een traject volgt richting werk (en zich desondanks bevindt op de onderste twee treden van de Participatieladder) kan dit reden zijn om geen tegenprestatie van hem te verlangen. Dit zal ook het geval zijn indien de bijstandsgerechtigde al onbeloonde maatschappelijke nuttige activiteiten verricht van een zekere omvang. Het dagelijks bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen. Maatwerk staat daarbij voorop.
Artikel 4. Initiatief bij de bijstandsgerechtigde
Net zoals het geval is bij de uitvoering van de WMO, de schulddienstverlening en het minimabeleid, is de verhouding tussen overheid en burger (steeds meer) aan het kantelen. Was het eerst zo dat de overheid voor alles zorgde nu is veel meer de burger aan zet (eigen verantwoordelijkheid)
Vandaar dat in overeenstemming daarmee, in dit artikel geregeld is dat de bijstandsgerechtigde eerst zelf de verantwoordelijkheid krijgt om zijn tegenprestatie naar vermogen te regelen.
Hiervoor krijgt hij een termijn van 4 weken. Het dagelijks bestuur heeft de mogelijkheid deze termijn te verlengen met nog eens 4 weken bijvoorbeeld als de bijstandsgerechtigde wegens belemmerende persoonlijke omstandigheden niet in staat is om in 4 weken een tegenprestatie naar vermogen te vinden
Lukt de bijstandsgerechtigde het niet om een tegenprestatie te vinden dan zal het dagelijks bestuur in deze het initiatief moeten over nemen.
Artikel 5. Inhoud van de beschikking
Individualisering is noodzakelijk om het onderscheid te maken met verplichte arbeid.
Het enkel stellen dat de bijstandsgerechtigde niet beperkt is zodat hij alle soorten werkzaamheden kan verrichten, is dan ook onvoldoende.
Voor de tegenprestatie is de term ‘naar vermogen’ van belang. Is er een tegenprestatie opgelegd die de bijstandsgerechtigde kan uitvoeren? Daarbij spelen verschillende zaken een rol, zoals lichamelijke en geestelijke gesteldheid, de mogelijkheid om op de werkplek te komen en de afstemming op de zorgtaken.
Deze individuele omstandigheden zullen door de consulent met de bijstandsgerechtigde besproken moeten zijn.
Er zal dus maatwerk moeten worden geleverd, waarbij op individuele basis wordt aangegeven waarom deze activiteit geschikt is voor deze persoon en hoe deze activiteiten zijn afgestemd op de capaciteiten en mogelijkheden van de bijstandsgerechtigde.
Artikel 6. Duur en omvang van de tegenprestatie
Uit jurisprudentie blijkt dat 32 uur per week in ieder geval te veel wordt gevonden voor de tegenprestatie. Dat oordeel zou anders kunnen luiden als het gaat om eenmalig 32 uur in één week. Dat is een wezenlijk andere situatie.
Overeenkomstig de bedoelingen van de wetgever is er voor gekozen de omvang en duur van de tegenprestatie in tijd te beperken: het gaat in principe om kortstondige werkzaamheden.
Het invoeren van alleen een ondergrens (dus de duur en omvang van de tegenprestatie te verbinden aan een minimum aantal weken en uren) zou echter in strijd zijn met het karakter van de tegenprestatie. Vandaar dat de verordening tevens het maximum aantal uren en weken op jaarbasis aangeeft.
Artikel 7. Verbod van verdringing reguliere banen
Zie ook de toelichting onder algemeen.
SZW, VNG en Divosa hebben enkele keren met elkaar gesproken over spelregels ter voorkoming van verdringing van reguliere banen bij de toepassing van de tegenprestatie.
Zij kwamen tot een aantal aanbevelingen, dat in het hiernavolgende is overgenomen.
“- Het gaat om activiteiten waar evident geen betaling tegenover staat. Het mag daarom niet gaan om activiteiten waarvoor de uitkeringsgerechtigde of een ander normaal gesproken betaald wordt of eerder (minder dan één jaar geleden) nog· betaald werd. Dit is het geval als eerder bestaande arbeidsplaatsen met· vergelijkbare werkzaamheden binnen deze periode zijn wegbezuinigd bij de betreffende (overheids-)organisatie.
- Er mag geen vacature openstaan voor dezelfde of bijna dezelfde activiteiten als die bij de tegenprestatie zouden worden uitgevoerd.
- Het verdient de voorkeur om de activiteiten die in het kader van de tegenprestatie· worden verricht binnen de maatschappelijke organisatie veel te laten wisselen en/of de mensen te laten rouleren over afdelingen en organisatieonderdelen. Dit benadrukt het incidentele karakter van de activiteiten en kan voor de uitkeringsgerechtigde bovendien extra leerzaam zijn.
- Het is raadzaam dat het college (dagelijks bestuur) afspraken maakt met relevante partijen die zich mogelijk benadeeld voelen. Denk aan werkgevers- en werknemersorganisaties in het kader van de lokale/regionale arbeidsmarktsituatie· en aan lokale maatschappelijke organisaties en vrijwilligersorganisaties.
- Ook als de uitkeringsgerechtigde zelf een voorstel doet voor de invulling van de· tegenprestatie is een toets daarvan op verdringing nodig.”
Inmiddels heeft de Tweede Kamer de wet verdringingstoets aangenomen. Of deze wet ook door de Eerste Kamer komt is nu nog niet duidelijk.
In ieder geval kan het dagelijks bestuur bij de nadere regelstelling ook gebruik maken van de in die wet genoemde criteria waaraan de verdringing wordt getoetst.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 10. Situaties waarin deze verordening niet voorziet
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11. Intrekken oude verordening
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel