Verordening individuele studietoeslag Participatiewet ISD Bollenstreek 2017
Verordening individuele studietoeslag Participatiewet ISD Bollenstreek 2017
De raad van de gemeente Hillegom;
Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek van 31 augustus 2017;
Gelet op de Gemeenschappelijke Regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek;
Overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van de studietoeslag als bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet bij verordening te regelen;
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening individuele studietoeslag Participatiewet ISD Bollenstreek 2017
Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend door middel van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.
Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon
Als het dagelijks bestuur niet op grond van al bij hem aanwezige gegevens en bewijsstukken kan vaststellen dat belanghebbende niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie, kan het dagelijks bestuur advies inwinnen bij een externe deskundige.
Toelichting op de Verordening individuele studietoeslag Participatiewet ISD Bollenstreek 2017
De Invoeringswet Participatiewet heeft een studieregeling in de Participatiewet geïntroduceerd: de individuele studietoeslag. Hiermee heeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid gekregen om mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.
Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).
De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.
De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).
Voorwaarden individuele studietoeslag
Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het dagelijks bestuur kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:
- -
- -
- -
- -
Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.
De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het dagelijks bestuur. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hier behandeld.
Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het dagelijks bestuur ondersteunt bij arbeidsinschakeling:
- □
-
□
personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel b en 36, derde lid, onderdeel b van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;
- □
- □
- □
- □
- □
Het dagelijks bestuur kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen als ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet.
Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb). Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.
Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon
Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college (dagelijks bestuur) op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:
- -
- -
- -
- -
Met betrekking tot het laatst genoemde criterium kan het dagelijks bestuur advies inwinnen bij een externe deskundige (bijvoorbeeld het UWV). Het gaat om advies met betrekking tot het oordeel of de belanghebbende niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel
mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Wordt vastgesteld dat belanghebbende volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is (dus geen mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie), dan valt belanghebbende buiten de doelgroep van de studietoeslag.
Om vast te stellen dat iemand wel kan werken, maar niet het wettelijk minimumloon kan verdienen, is een beoordeling van de arbeids-medische situatie van de belanghebbende noodzakelijk. Om dat te realiseren, moet worden afgegaan op betrouwbare informatie.
Uitgangspunt is dat gebruik wordt gemaakt van al bij het dagelijks bestuur aanwezige gegevens, zoals gegevens over eerder verstrekte bijzondere bijstand voor medische kosten of algemene bijstand met arbeids-medische keuring, dan wel gegevens die via het SUWI-netwerk bij ketenpartners bekend zijn (bijvoorbeeld het UWV). In dat geval zal het niet nodig zijn om extern advies in te winnen. Is de al bij het dagelijks bestuur aanwezige informatie niet toereikend, dan kan het dagelijks bestuur advies inwinnen bij een externe deskundige.
Artikel 3. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag
In overeenstemming met het gevoerde bijzonder bijstandsbeleid waarbij periodieke uitkeringen voor de duur van maximaal 12 maanden worden toegekend, geldt dit ook voor de individuele studietoeslag. Deze wordt voor maximaal 12 maanden toegekend. Aangezien het ongewenst is dat de toeslag blijft doorlopen na het beëindigen van de studie, is echter bepaald dat de toeslag stopt zodra betrokkene niet meer voldoet aan de voorwaarden. De voorwaarden die op de datum van aanvraag gelden, gelden dus ook voor de voortzetting van het recht op de individuele studietoeslag.
Na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn waarvoor de studietoeslag is toegekend, kan belanghebbende een nieuw verzoek indienen.
Om recht te doen aan de functie van inkomensondersteuning, wordt de toeslag per maand uitbetaald.
Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag
In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend.
De vergoeding die het UWV uitkeerde aan Wajongers bedroeg 25% van het wettelijk minimum (jeugd) loon. Hierbij sluiten we aan. Echter dit is een brutoloon, terwijl de bijstand werkt met netto bedragen. Daarom is de bijstandsnorm voor gehuwden (artikel 21 onderdeel b van de Participatiewet) als uitgangspunt genomen. De individuele studietoeslag bedraagt voor personen van 23 jaar of ouder 25% van deze norm. Voor de andere leeftijdsgroepen is een lager percentage genomen, ongeveer overeenkomend met het verschil in de minimumjeugdlonen per leeftijdsgroep.
Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.
De leeftijd op moment van het verzoek is bepalend voor de hoogte van het wettelijk minimumloon en dus voor de toeslag gedurende maximaal 12 maanden.
Artikel 6. Intrekken oude verordening