Beleidsregels laadinfrastructuur elektrische voertuigen gemeente Hillegom 2021
Beleidsregels laadinfrastructuur elektrische voertuigen gemeente Hillegom 2021
-
1.
Door middel van deze beleidsregel geeft de gemeente aan belanghebbenden duidelijkheid over de criteria en voorwaarden waaronder de gemeente medewerking verleent aan het plaatsen van laadinfrastructuur in de openbare ruimte, het aanwijzen van parkeerplaatsen voor het opladen van elektrische voertuigen en te informeren over de te volgen procedure.
-
1.
In deze beleidsregel worden de volgende definities aangehouden:
Laadinfrastructuur: het geheel van laadobjecten, aansluitingen op het elektriciteitsnet en andere voorzieningen in de openbare ruimte op of langs de weg (op gemeentelijke grond) bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen. Onder een laadinfrastructuur wordt ook een geografisch gebied met meer dan 1 laadpaal begrepen, zoals een oplaadplein.
elektrisch voertuig: elk voertuig die op de openbare weg mag rijden, geheel of gedeeltelijk op elektriciteit kan rijden en voorzien is van een stekker om op te laden, met uitzondering van fietsen, snorfietsen en bromfietsen.
gebruiker: elke rechthebbende op het gebruik van een of meerdere elektrische voertuig(en).
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom.
gegadigde: een deelnemer aan de toewijzingsprocedure.
exploitant: een gegadigde waaraan een locatie is toegewezen.
-
1.
De in deze beleidsregel beschreven privaatrechtelijke (rechts)handelingen bevatten geen resultaatsverplichting. De publiekrechtelijke verantwoordelijkheid van de gemeente kan tot gevolg hebben dat de gemeente publiekrechtelijke (rechts)handelingen verricht die niet in het voordeel zijn van de aard en strekking van de in deze beleidsregel bedoelde privaatrechtelijke verplichtingen. De gemeente is niet aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade.
2. De aanloop tot de exploitatie
-
1.
Door middel van een besluit wijst het college de locaties aan waar laadinfrastructuur kan worden gerealiseerd. Bij de aan te wijzen locaties wordt de Ladder voor Laden, zoals beschreven in de Beleidsvisie laadinfrastructuur gemeente Hillegom, toegepast. Het college kan gemotiveerd afwijken van voornoemde Ladder voor Laden. Ten aanzien van het aanwijzen van locaties in gebouwen, zoals parkeergarages, wordt hetgeen daaromtrent in paragraaf 6.4 van voornoemde beleidsvisie is aangegeven toegepast.
-
1.
Nadat een locatiebesluit is genomen zullen de locaties voor laadinfrastructuur door middel van een procedure aan de gegadigden worden toegewezen. De mogelijkheid om deel te nemen aan de toewijzingsprocedure zal voorafgaand worden gepubliceerd. Indien de gemeente het nodig acht kan per (cluster van) locatie(s) een toewijzingsprocedure worden gevoerd. Ook kunnen de toewijzingsprocedures op verschillende tijdstippen plaatsvinden.
-
2.
Door deel te nemen aan de toewijzingsprocedure stemt een gegadigde in met de voorwaarden voor deelname aan de procedure. Tot de bedoelde voorwaarden behoren ook een eventuele overeenkomst tot het vestigen van een recht van opstal of enige andere overeenkomst die onderdeel is van de toewijzingsprocedure. Het niet of slechts deels aanvaarden van de voorwaarden van de toewijzingsprocedure door gegadigde kan tot gevolg hebben dat een locatie niet toegewezen zal worden aan gegadigde. Daarnaast stemt de gegadigde in om, indien nodig, de noodzakelijke vergunningen en ontheffingen te verkrijgen dan wel de noodzakelijke meldingen te doen. Hieronder wordt – niet uitputtend - beschreven welke regelgeving van belang kan zijn.
-
3.
De locaties voor het exploiteren van een laadinfrastructuur zullen 1x per jaar in september, volgens een door de gemeente te bepalen procedure, worden toegewezen voor het daaropvolgende jaar, op basis van de prognose voor de behoefte aan openbare laadpalen voor dat volgende jaar in een prognosegebied (zeshoekig gebied met een doorsnede van circa 200 meter) en het aantal aanwezige openbare laadpunten in en direct naast dat prognosegebied, e.e.a. ter beoordeling van de gemeente. Een toewijzingsprocedure zal alleen worden gevoerd indien het aantal benodigde openbare laadpalen in de prognose groter is dan het aantal aanwezige openbare laadpunten.
-
4.
De prognoses worden per jaar bepaald aan de hand van de bij de gemeente beschikbare prognoses voor de behoefte aan openbare laadpalen in 2025. Voor de tussenliggende jaren wordt de behoefte aan laadpalen bepaald door lineaire interpolatie van de prognoses voor 2021 en 2025. Tussentijdse bijstelling van prognoses voor de behoefte aan laadpalen in 2025 door de gemeente is mogelijk, waarbij het college de prognoses kan bijstellen.
-
5.
Vanaf het moment dat een gegadigde een locatie toegewezen heeft gekregen spreken we van een exploitant. Een exploitant is verplicht om op de toegewezen locatie een laadinfrastructuur te realiseren die overeenkomt met de bij deelname aan de toewijzingsprocedure door exploitant ingediende laadinfrastructuur. De gemeente kan exploitant ontheffen van deze verplichting.
-
1.
Ingevolge de artikelen 15, eerste lid juncto 18, eerste lid sub d Wegenverkeerswet 1994 en artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een verkeersbesluit te nemen voor het aanwijzen van één of meerdere parkeerplaatsen ten behoeve van het opladen van elektrische voertuigen.
-
2.
Wanneer de gemeente een locatie heeft toegewezen wijst de gemeente in een verkeersbesluit de parkeerplaats(en) bij de laadvoorziening aan als parkeerplaats voor alléén het opladen van elektrische voertuigen. Het college wijst de betreffende parkeerplaats(en) aan door middel van het plaatsen van de verkeersbord E4 met onderbord ‘alléén opladen elektrische voertuigen’ (of ‘opladen elektrische voertuigen’).
- 3.
- 4.
- 5.
-
1.
Een laadpaal zal in overeenstemming met de geldende planologische regelgeving moeten worden gerealiseerd. Bij afwijking van de geldende planologische regelgeving zal zo nodig een planologische procedure gevolgd moeten worden. De exploitant is verantwoordelijk voor het volgen van een planologische procedure. Ook draagt de exploitant de kosten die verband houden met de planologische procedure.
2.5 Algemene Plaatselijke Verordening Hillegom
-
1.
Afhankelijk van de situatie ter plaatse van een laadpaal zal een ontheffing dan wel een melding op grond van artikel 2.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hillegom in de meeste gevallen nodig zijn voor het plaatsen van een voorwerp op of aan de openbare plaats. De exploitant is verantwoordelijk voor het verkrijgen van de ontheffing dan wel het doen van een melding. Ook draagt de exploitant de kosten in verband met de voornoemde ontheffing dan wel melding.
-
2.
Ingevolge artikel 2.11 lid 3 onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening Hillegom is - ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregels - voor plaatsing van e- laadpalen indien dit geschiedt overeenkomstig daarvoor vastgestelde beleidsregels geen vergunning nodig om een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg. Indien in de toekomst wel een vergunning-, ontheffing- of meldingsplicht in het leven geroepen wordt of onderhavige beleidsregel niet als “daarvoor vastgestelde beleidsregels” in de zin van voornoemd artikel is aan te merken, zal exploitant verantwoordelijk zijn voor het verkrijgen van een vergunning of ontheffing dan wel doen van een melding. De kosten in verband met voornoemde ontheffing dan wel melding komen voor rekening van de exploitant.
2.6 Algemene verordening ondergrondse infrastructuur
-
1.
Voor het aansluiten van laadpalen en/of andere laadinfrastructuur op het elektriciteitsnetwerk in de openbare ruimte op of aan de weg is op grond van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Hillegom 2016 (AVOI 2016) ook een melding, vergunning of ontheffing nodig. De exploitant van de laadinfrastructuur is verantwoordelijk voor de melding of de aanvraag van de benodigde vergunningen en/of ontheffingen. De exploitant draagt de kosten in verband met bedoelde melding en bedoelde benodigde vergunningen en/of ontheffingen.
-
1.
Voor zover overige regelgeving van toepassing is, zal de exploitant voldoen aan die regelgeving. Hierbij kan worden gedacht aan de Wet bodembescherming, de Wet natuurbescherming en de regelgeving op het gebied van veiligheid. Zo nodig zal daartoe door de exploitant de vereiste vergunningen en ontheffingen worden aangevraagd dan wel meldingen worden gedaan. De exploitant draagt de kosten in verband met bedoelde vergunningen, ontheffingen en meldingen.
2.8 Recht van opstal/overeenkomst waarin de toestemming is geregeld
-
1.
Uitgangspunt is dat een recht van opstal gevestigd wordt ten aanzien van een locatie waarvoor een locatiebesluit als bedoeld in paragraaf 2.1 randnummer 1 is genomen. De gemeente kan van dit uitgangspunt afwijken. De gemeente verleent - bij afwijking van voornoemd uitgangspunt - toestemming middels een overeenkomst met daarin neergelegde voorwaarden.
-
2.
Ten behoeve van het vestigen van een recht van opstal zal een overeenkomst tot het vestigen van een recht van opstal met de exploitant worden aangegaan. Door het vestigen van een recht van opstal komt de risicoaansprakelijkheid voor de laadinfrastructuur op grond van artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek op de exploitant te rusten.
-
3.
De gemeente vestigt pas een recht van opstal ten behoeve van exploitant of verleent pas toestemming voor het plaatsen van de laadinfrastructuur middels een overeenkomst met daarin neergelegde voorwaarden, nadat het verkeersbesluit tot aanwijzing van de benodigde parkeerplaats(en) onherroepelijk is geworden. Ook dienen alle benodigde vergunningen en ontheffingen onherroepelijk zijn geworden dan wel alle meldingen zijn gedaan.
- 4.
- 5.
2.9 Plaatsing en beheer laadpaal/-infrastructuur
-
1.
De exploitant is verantwoordelijk voor realisatie, beheer, onderhoud en exploitatie van de laadinfrastructuur en neemt alle kosten hiervan voor zijn rekening. De kosten ter bescherming van de laadinfrastructuur (hekjes, biggenruggen ed.) zijn ook voor rekening van de beheerder. De gemeente aanvaard geen enkele aansprakelijkheid als gevolg van de aanwezigheid en anderszins van de laadinfrastructuur. Door deelname aan de toewijzingsprocedure als bedoeld in paragraaf 2.2. wordt voornoemde uitsluiting van aansprakelijkheid aanvaard.
-
1.
De exploitant beschikt over een website en een app voor mobiele devices met daarop relevante informatie voor de gebruiker over de laadinfrastructuur zoals het minimaleen maximale laadvermogen, informatie over laadpassen en de laadprijs per kWh inclusief btw die aanvrager in rekening brengt bij de gebruiker.
3.4 Openbaarheid laadinfrastructuur
-
1.
De laadinfrastructuur is 24 uur per dag en 7 dagen per week openbaar toegankelijk, in die zin dat deze voor iedereen te gebruiken is voor het opladen van een elektrische voertuig. De exploitant zorgt, voor zover mogelijk, voor actuele informatie over de aanwezigheid en beschikbaarheid van de laadinfrastructuur.
-
1.
De exploitant is aansprakelijk voor alle schade die door het gebruik van de laadinfrastructuur of anderszins wordt veroorzaakt. De gemeente Hillegom is op geen enkele wijze aansprakelijk voor eventuele schade die door de laadinfrastructuur wordt veroorzaakt. De exploitant vrijwaart de gemeente Hillegom voor elke aansprakelijkheid. De exploitant verzekert zich voor eventuele schade voor minimaal een bedrag van € 1.000.000,- per gebeurtenis of zoveel meer volgens het gebruik in het maatschappelijk verkeer. De exploitant zorgt voor een verzekering met voldoende dekking. De exploitant voorkomt onderverzekering. De exploitant stelt de verzekeringspolis ter beschikking aan de gemeente Hillegom.
-
1.
Het college ziet toe op het juiste gebruik van de aangewezen parkeerplaats(en) en kan indien nodig handhavend optreden. Het juiste en enig toegestaan gebruik is: als een elektrische voertuig met de kabel aangesloten is aan de laadinfrastructuur. Daarnaast wordt ook gehandhaafd op de parkeervergunning, parkeerschijfzone en andere beperkingen die voor alle bestuurders van motorvoertuigen gelden. Een en ander conform publiekrechtelijke mogelijkheden en beperkingen.
-
1.
Indien niet meer wordt voldaan aan enige publiekrechtelijke en/of privaatrechtelijke voorwaarde voor het exploiteren van de laadinfrastructuur, kan het college het recht om de locatie voor laadinfrastructuur te exploiteren eveneens beëindigen. De mogelijkheid tot beëindiging door de gemeente wordt geregeld in de overeenkomst tot het aangaan van een recht van opstal, of bij het ontbreken van een dergelijke overeenkomst, de overeenkomst waarin de toestemming voor het gebruik van de locatie is geregeld. De mogelijkheid tot beëindiging kan onder andere aanwezig zijn indien de gemeente het verkeersbesluit als bedoeld in paragraaf 2.3 intrekt, een wegreconstructie gevolgen heeft voor de laadinfrastructuur of niet of nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de laadinfrastructuur.
-
2.
Alle kosten in verband met het einde van de exploitatie komen voor rekening van exploitant. Onder de in de vorige zin bedoelde kosten worden ook de kosten voor herstel van de openbare ruimte begrepen, zoals herstel van straatwerk. De kosten voor het herstel van de openbare ruimte zijn voor rekening van de gemeente Hillegom, wanneer de wegreconstructie plaatsvindt binnen 5 jaar na het vestigen van een recht van opstal dan wel het aangaan van een overeenkomst waarin de toestemming voor het gebruik van de locatie geregeld is.
- 3.
-
4.
De gemeente kan bij het einde van de exploitatie door de exploitant de locatie toewijzen aan een andere gegadigde of een nieuwe toewijzingsprocedure uitschrijven. Exploitant zal volledig, om niet en onvoorwaardelijk medewerking verlenen aan eventuele (rechts)handelingen die nodig zijn om de locatie geschikt te maken voor exploitatie door een nieuwe exploitant dan wel de locatie over te dragen aan een nieuwe exploitant.